Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·ker·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen interkerkelijk interkerkelijker interkerkelijkst
verbogen interkerkelijke interkerkelijkere interkerkelijkste
partitief interkerkelijks interkerkelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

interkerkelijk

  1. (religie) tussen kerken, van meerdere kerkgenootschappen
    • Bij het interkerkelijk overleg konden de protestante en katholieke afgevaardigden het niet helemaal eens worden. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid