inpassen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van inpassen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inpassen | in te passen | ||||||||
toekomend | zullen inpassen in zullen passen |
te zullen inpassen in te zullen passen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingepast | te hebben ingepast | ||||||||
toekomend | ingepast zullen hebben | ingepast te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inpassend | ingepast | ev. pas in |
mv. verouderd past in |
passe in (bijzin) inpasse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | pas in | past in | past in | past in | past in | passen in | passen in | passen in | |||
verleden (o.v.t.) | paste in | paste in | paste in | paste in | paste in | pasten in | pasten in | pasten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inpassen | zult/zal inpassen | zult/zal inpassen | zult inpassen | zal inpassen | zullen inpassen | zullen inpassen | zullen inpassen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inpassen | zou inpassen | zou(dt) inpassen | zoudt inpassen | zou inpassen | zouden inpassen | zouden inpassen | zouden inpassen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inpas | inpast | inpast | inpast | inpast | inpassen | inpassen | inpassen | |||
verleden (o.v.t.) | inpaste | inpaste | inpaste | inpaste | inpaste | inpasten | inpasten | inpasten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inpassen in zal passen |
zult/zal inpassen in zult/zal passen |
zult/zal inpassen in zult/zal passen |
zult inpassen in zult passen |
zal inpassen in zal passen |
zullen inpassen in zullen passen |
zullen inpassen in zullen passen |
zullen inpassen in zullen passen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inpassen in zou passen |
zou inpassen in zou passen |
zou(dt) inpassen in zou(dt) passen |
zoudt inpassen in zoudt passen |
zou inpassen in zou passen |
zouden inpassen in zouden passen |
zouden inpassen in zouden passen |
zouden inpassen in zouden passen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingepast | hebt ingepast | hebt/heeft ingepast | hebt ingepast | heeft ingepast | hebben ingepast | hebben ingepast | hebben ingepast | |||
verleden (v.v.t.) | had ingepast | had ingepast | had ingepast | hadt ingepast | had ingepast | hadden ingepast | hadden ingepast | hadden ingepast | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingepast hebben | zal/zult ingepast hebben | zult/zal ingepast hebben | zult ingepast hebben | zal ingepast hebben | zullen ingepast hebben | zullen ingepast hebben | zullen ingepast hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingepast hebben | zou ingepast hebben | zou/zoudt ingepast hebben | zoudt ingepast hebben | zou ingepast hebben | zouden ingepast hebben | zouden ingepast hebben | zouden ingepast hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingepast worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingepast | er is ingepast | |||||||||
verleden | er werd ingepast | er was ingepast | |||||||||
toekomend | er zal ingepast worden | er zal ingepast zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingepast worden | er zou ingepast zijn | |||||||||
lijdende vorm ingepast worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingepast worden | ingepast te worden | ||||||||
toekomend | ingepast zullen worden | ingepast te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingepast zijn | ingepast te zijn | ||||||||
toekomend | ingepast zullen zijn | ingepast te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingepast | wordt ingepast | wordt ingepast | wordt ingepast | wordt ingepast | worden ingepast | worden ingepast | worden ingepast | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingepast | werd ingepast | werd ingepast | werdt ingepast | werd ingepast | werden ingepast | werden ingepast | werden ingepast | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingepast worden | zult ingepast worden | zult ingepast worden | zult ingepast worden | zal ingepast worden | zullen ingepast worden | zullen ingepast worden | zullen ingepast worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingepast worden | zou ingepast worden | zou/zoudt ingepast worden | zoudt ingepast worden | zou ingepast worden | zouden ingepast worden | zouden ingepast worden | zouden ingepast worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingepast | bent ingepast | bent/is ingepast | zijt ingepast | is ingepast | zijn ingepast | zijn ingepast | zijn ingepast | |||
verleden (v.v.t.) | was ingepast | was ingepast | was ingepast | waart ingepast | was ingepast | waren ingepast | waren ingepast | waren ingepast | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingepast zijn | zult ingepast zijn | zult ingepast zijn | zult ingepast zijn | zal ingepast zijn | zullen ingepast zijn | zullen ingepast zijn | zullen ingepast zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingepast zijn | zou ingepast zijn | zou/zoudt ingepast zijn | zoudt ingepast zijn | zou ingepast zijn | zouden ingepast zijn | zouden ingepast zijn | zouden ingepast zijn |