innaaien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van innaaien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | innaaien | in te naaien | ||||||||
toekomend | zullen innaaien in zullen naaien |
te zullen innaaien in te zullen naaien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingenaaid | te hebben ingenaaid | ||||||||
toekomend | ingenaaid zullen hebben | ingenaaid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
innaaiend | ingenaaid | ev. naai in |
mv. verouderd naait in |
naaie in (bijzin) innaaie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | naai in | naait in | naait in | naait in | naait in | naaien in | naaien in | naaien in | |||
verleden (o.v.t.) | naaide in | naaide in | naaide in | naaide in | naaide in | naaiden in | naaiden in | naaiden in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal innaaien | zult/zal innaaien | zult/zal innaaien | zult innaaien | zal innaaien | zullen innaaien | zullen innaaien | zullen innaaien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou innaaien | zou innaaien | zou(dt) innaaien | zoudt innaaien | zou innaaien | zouden innaaien | zouden innaaien | zouden innaaien | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | innaai | innaait | innaait | innaait | innaait | innaaien | innaaien | innaaien | |||
verleden (o.v.t.) | innaaide | innaaide | innaaide | innaaide | innaaide | innaaiden | innaaiden | innaaiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal innaaien in zal naaien |
zult/zal innaaien in zult/zal naaien |
zult/zal innaaien in zult/zal naaien |
zult innaaien in zult naaien |
zal innaaien in zal naaien |
zullen innaaien in zullen naaien |
zullen innaaien in zullen naaien |
zullen innaaien in zullen naaien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou innaaien in zou naaien |
zou innaaien in zou naaien |
zou(dt) innaaien in zou(dt) naaien |
zoudt innaaien in zoudt naaien |
zou innaaien in zou naaien |
zouden innaaien in zouden naaien |
zouden innaaien in zouden naaien |
zouden innaaien in zouden naaien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingenaaid | hebt ingenaaid | hebt/heeft ingenaaid | hebt ingenaaid | heeft ingenaaid | hebben ingenaaid | hebben ingenaaid | hebben ingenaaid | |||
verleden (v.v.t.) | had ingenaaid | had ingenaaid | had ingenaaid | hadt ingenaaid | had ingenaaid | hadden ingenaaid | hadden ingenaaid | hadden ingenaaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingenaaid hebben | zal/zult ingenaaid hebben | zult/zal ingenaaid hebben | zult ingenaaid hebben | zal ingenaaid hebben | zullen ingenaaid hebben | zullen ingenaaid hebben | zullen ingenaaid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingenaaid hebben | zou ingenaaid hebben | zou/zoudt ingenaaid hebben | zoudt ingenaaid hebben | zou ingenaaid hebben | zouden ingenaaid hebben | zouden ingenaaid hebben | zouden ingenaaid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingenaaid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingenaaid | er is ingenaaid | |||||||||
verleden | er werd ingenaaid | er was ingenaaid | |||||||||
toekomend | er zal ingenaaid worden | er zal ingenaaid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingenaaid worden | er zou ingenaaid zijn | |||||||||
lijdende vorm ingenaaid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingenaaid worden | ingenaaid te worden | ||||||||
toekomend | ingenaaid zullen worden | ingenaaid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingenaaid zijn | ingenaaid te zijn | ||||||||
toekomend | ingenaaid zullen zijn | ingenaaid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingenaaid | wordt ingenaaid | wordt ingenaaid | wordt ingenaaid | wordt ingenaaid | worden ingenaaid | worden ingenaaid | worden ingenaaid | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingenaaid | werd ingenaaid | werd ingenaaid | werdt ingenaaid | werd ingenaaid | werden ingenaaid | werden ingenaaid | werden ingenaaid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingenaaid worden | zult ingenaaid worden | zult ingenaaid worden | zult ingenaaid worden | zal ingenaaid worden | zullen ingenaaid worden | zullen ingenaaid worden | zullen ingenaaid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingenaaid worden | zou ingenaaid worden | zou/zoudt ingenaaid worden | zoudt ingenaaid worden | zou ingenaaid worden | zouden ingenaaid worden | zouden ingenaaid worden | zouden ingenaaid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingenaaid | bent ingenaaid | bent/is ingenaaid | zijt ingenaaid | is ingenaaid | zijn ingenaaid | zijn ingenaaid | zijn ingenaaid | |||
verleden (v.v.t.) | was ingenaaid | was ingenaaid | was ingenaaid | waart ingenaaid | was ingenaaid | waren ingenaaid | waren ingenaaid | waren ingenaaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingenaaid zijn | zult ingenaaid zijn | zult ingenaaid zijn | zult ingenaaid zijn | zal ingenaaid zijn | zullen ingenaaid zijn | zullen ingenaaid zijn | zullen ingenaaid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingenaaid zijn | zou ingenaaid zijn | zou/zoudt ingenaaid zijn | zoudt ingenaaid zijn | zou ingenaaid zijn | zouden ingenaaid zijn | zouden ingenaaid zijn | zouden ingenaaid zijn |