Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·naai·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

innaaien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
innaaien
naaide in
ingenaaid
zwak -d volledig
  1. met een draad in iets vastmaken
    • Om een herinnering te hebben aan hun tocht naar een bedevaartsoord, gingen pelgrims vanaf 1450 insignes innaaien of -plakken in hun gebedenboeken. Hanneke van Asperen schreef er een proefschrift over, waarop zij vrijdag promoveerde in Nijmegen. [2] 
    • Hóé een pochet gedragen wordt, is aan de klant. Zeker de ervaren pochetdrager kiest daarvoor een van de vele modellen. Bij de trouwkostuums doet de verkoper vaak voor hoe de pochet in het zakje gestoken kan worden. „Vaak vindt een aanstaande bruidegom het fijn wanneer we de pochet er vast innaaien, zodat hij op de ochtend van de trouwdag niet voor een vouwprobleem komt te staan.” [3] 
  2. bundels papier met een draad aan elkaar vastmaken
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Klaas van der Zwaag 14-12-2009 Pelgrimstekens als vrome herinneringen
  3. Reformatorisch Dagblad Mariska Dijkstra-Wolters 18-12-2009 Doekje voor mannen met lef
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be