inlopen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van inlopen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inlopen | in te lopen | ||||||||
toekomend | zullen inlopen in zullen lopen |
te zullen inlopen in te zullen lopen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn ingelopen | te zijn ingelopen | ||||||||
toekomend | ingelopen zullen zijn | ingelopen te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inlopend | ingelopen | ev. loop in |
mv. verouderd loopt in |
lope in (bijzin) inlope | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | loop in | loopt in | loopt in | loopt in | loopt in | lopen in | lopen in | lopen in | |||
verleden (o.v.t.) | liep in | liep in | liep in | liept in | liep in | liepen in | liepen in | liepen in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inlopen | zult/zal inlopen | zult/zal inlopen | zult inlopen | zal inlopen | zullen inlopen | zullen inlopen | zullen inlopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inlopen | zou inlopen | zou(dt) inlopen | zoudt inlopen | zou inlopen | zouden inlopen | zouden inlopen | zouden inlopen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inloop | inloopt | inloopt | inloopt | inloopt | inlopen | inlopen | inlopen | |||
verleden (o.v.t.) | inliep | inliep | inliep | inliept | inliep | inliepen | inliepen | inliepen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inlopen in zal lopen |
zult/zal inlopen in zult/zal lopen |
zult/zal inlopen in zult/zal lopen |
zult inlopen in zult lopen |
zal inlopen in zal lopen |
zullen inlopen in zullen lopen |
zullen inlopen in zullen lopen |
zullen inlopen in zullen lopen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inlopen in zou lopen |
zou inlopen in zou lopen |
zou(dt) inlopen in zou(dt) lopen |
zoudt inlopen in zoudt lopen |
zou inlopen in zou lopen |
zouden inlopen in zouden lopen |
zouden inlopen in zouden lopen |
zouden inlopen in zouden lopen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingelopen | bent ingelopen | bent/is ingelopen | zijt ingelopen | is ingelopen | zijn ingelopen | zijn ingelopen | zijn ingelopen | |||
verleden (v.v.t.) | was ingelopen | was ingelopen | was ingelopen | waart ingelopen | was ingelopen | waren ingelopen | waren ingelopen | waren ingelopen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingelopen zijn | zal/zult ingelopen zijn | zult/zal ingelopen zijn | zult ingelopen zijn | zal ingelopen zijn | zullen ingelopen zijn | zullen ingelopen zijn | zullen ingelopen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingelopen zijn | zou ingelopen zijn | zou/zoudt ingelopen zijn | zoudt ingelopen zijn | zou ingelopen zijn | zouden ingelopen zijn | zouden ingelopen zijn | zouden ingelopen zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingelopen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingelopen | er is ingelopen | |||||||||
verleden | er werd ingelopen | er was ingelopen | |||||||||
toekomend | er zal ingelopen worden | er zal ingelopen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingelopen worden | er zou ingelopen zijn | |||||||||
lijdende vorm ingelopen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingelopen worden | ingelopen te worden | ||||||||
toekomend | ingelopen zullen worden | ingelopen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingelopen zijn | ingelopen te zijn | ||||||||
toekomend | ingelopen zullen zijn | ingelopen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingelopen | wordt ingelopen | wordt ingelopen | wordt ingelopen | wordt ingelopen | worden ingelopen | worden ingelopen | worden ingelopen | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingelopen | werd ingelopen | werd ingelopen | werdt ingelopen | werd ingelopen | werden ingelopen | werden ingelopen | werden ingelopen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingelopen worden | zult ingelopen worden | zult ingelopen worden | zult ingelopen worden | zal ingelopen worden | zullen ingelopen worden | zullen ingelopen worden | zullen ingelopen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingelopen worden | zou ingelopen worden | zou/zoudt ingelopen worden | zoudt ingelopen worden | zou ingelopen worden | zouden ingelopen worden | zouden ingelopen worden | zouden ingelopen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingelopen | bent ingelopen | bent/is ingelopen | zijt ingelopen | is ingelopen | zijn ingelopen | zijn ingelopen | zijn ingelopen | |||
verleden (v.v.t.) | was ingelopen | was ingelopen | was ingelopen | waart ingelopen | was ingelopen | waren ingelopen | waren ingelopen | waren ingelopen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingelopen zijn | zult ingelopen zijn | zult ingelopen zijn | zult ingelopen zijn | zal ingelopen zijn | zullen ingelopen zijn | zullen ingelopen zijn | zullen ingelopen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingelopen zijn | zou ingelopen zijn | zou/zoudt ingelopen zijn | zoudt ingelopen zijn | zou ingelopen zijn | zouden ingelopen zijn | zouden ingelopen zijn | zouden ingelopen zijn |