inbouwen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van inbouwen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inbouwen | in te bouwen | ||||||||
toekomend | zullen inbouwen in zullen bouwen |
te zullen inbouwen in te zullen bouwen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingebouwd | te hebben ingebouwd | ||||||||
toekomend | ingebouwd zullen hebben | ingebouwd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inbouwend | ingebouwd | ev. bouw in |
mv. verouderd bouwt in |
bouwe in (bijzin) inbouwe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bouw in | bouwt in | bouwt in | bouwt in | bouwt in | bouwen in | bouwen in | bouwen in | |||
verleden (o.v.t.) | bouwde in | bouwde in | bouwde in | bouwde in | bouwde in | bouwden in | bouwden in | bouwden in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inbouwen | zult/zal inbouwen | zult/zal inbouwen | zult inbouwen | zal inbouwen | zullen inbouwen | zullen inbouwen | zullen inbouwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inbouwen | zou inbouwen | zou(dt) inbouwen | zoudt inbouwen | zou inbouwen | zouden inbouwen | zouden inbouwen | zouden inbouwen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inbouw | inbouwt | inbouwt | inbouwt | inbouwt | inbouwen | inbouwen | inbouwen | |||
verleden (o.v.t.) | inbouwde | inbouwde | inbouwde | inbouwde | inbouwde | inbouwden | inbouwden | inbouwden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inbouwen in zal bouwen |
zult/zal inbouwen in zult/zal bouwen |
zult/zal inbouwen in zult/zal bouwen |
zult inbouwen in zult bouwen |
zal inbouwen in zal bouwen |
zullen inbouwen in zullen bouwen |
zullen inbouwen in zullen bouwen |
zullen inbouwen in zullen bouwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inbouwen in zou bouwen |
zou inbouwen in zou bouwen |
zou(dt) inbouwen in zou(dt) bouwen |
zoudt inbouwen in zoudt bouwen |
zou inbouwen in zou bouwen |
zouden inbouwen in zouden bouwen |
zouden inbouwen in zouden bouwen |
zouden inbouwen in zouden bouwen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingebouwd | hebt ingebouwd | hebt/heeft ingebouwd | hebt ingebouwd | heeft ingebouwd | hebben ingebouwd | hebben ingebouwd | hebben ingebouwd | |||
verleden (v.v.t.) | had ingebouwd | had ingebouwd | had ingebouwd | hadt ingebouwd | had ingebouwd | hadden ingebouwd | hadden ingebouwd | hadden ingebouwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingebouwd hebben | zal/zult ingebouwd hebben | zult/zal ingebouwd hebben | zult ingebouwd hebben | zal ingebouwd hebben | zullen ingebouwd hebben | zullen ingebouwd hebben | zullen ingebouwd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingebouwd hebben | zou ingebouwd hebben | zou/zoudt ingebouwd hebben | zoudt ingebouwd hebben | zou ingebouwd hebben | zouden ingebouwd hebben | zouden ingebouwd hebben | zouden ingebouwd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingebouwd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingebouwd | er is ingebouwd | |||||||||
verleden | er werd ingebouwd | er was ingebouwd | |||||||||
toekomend | er zal ingebouwd worden | er zal ingebouwd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingebouwd worden | er zou ingebouwd zijn | |||||||||
lijdende vorm ingebouwd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingebouwd worden | ingebouwd te worden | ||||||||
toekomend | ingebouwd zullen worden | ingebouwd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingebouwd zijn | ingebouwd te zijn | ||||||||
toekomend | ingebouwd zullen zijn | ingebouwd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingebouwd | wordt ingebouwd | wordt ingebouwd | wordt ingebouwd | wordt ingebouwd | worden ingebouwd | worden ingebouwd | worden ingebouwd | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingebouwd | werd ingebouwd | werd ingebouwd | werdt ingebouwd | werd ingebouwd | werden ingebouwd | werden ingebouwd | werden ingebouwd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingebouwd worden | zult ingebouwd worden | zult ingebouwd worden | zult ingebouwd worden | zal ingebouwd worden | zullen ingebouwd worden | zullen ingebouwd worden | zullen ingebouwd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingebouwd worden | zou ingebouwd worden | zou/zoudt ingebouwd worden | zoudt ingebouwd worden | zou ingebouwd worden | zouden ingebouwd worden | zouden ingebouwd worden | zouden ingebouwd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingebouwd | bent ingebouwd | bent/is ingebouwd | zijt ingebouwd | is ingebouwd | zijn ingebouwd | zijn ingebouwd | zijn ingebouwd | |||
verleden (v.v.t.) | was ingebouwd | was ingebouwd | was ingebouwd | waart ingebouwd | was ingebouwd | waren ingebouwd | waren ingebouwd | waren ingebouwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingebouwd zijn | zult ingebouwd zijn | zult ingebouwd zijn | zult ingebouwd zijn | zal ingebouwd zijn | zullen ingebouwd zijn | zullen ingebouwd zijn | zullen ingebouwd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingebouwd zijn | zou ingebouwd zijn | zou/zoudt ingebouwd zijn | zoudt ingebouwd zijn | zou ingebouwd zijn | zouden ingebouwd zijn | zouden ingebouwd zijn | zouden ingebouwd zijn |