hertalen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van hertalen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | hertalen | te hertalen | ||||||||
toekomend | zullen hertalen | te zullen hertalen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben hertaald | te hebben hertaald | ||||||||
toekomend | hertaald zullen hebben | hertaald te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
hertalend | hertaald | ev. hertaal |
mv. verouderd hertaalt |
hertale | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | hertaal | hertaalt | hertaalt | hertaalt | hertaalt | hertalen | hertalen | hertalen | |||
verleden (o.v.t.) | hertaalde | hertaalde | hertaalde | hertaalde | hertaalde | hertaalden | hertaalden | hertaalden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal hertalen | zult/zal hertalen | zult/zal hertalen | zult hertalen | zal hertalen | zullen hertalen | zullen hertalen | zullen hertalen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou hertalen | zou hertalen | zou(dt) hertalen | zoudt hertalen | zou hertalen | zouden hertalen | zouden hertalen | zouden hertalen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb hertaald | hebt hertaald | hebt/heeft hertaald | hebt hertaald | heeft hertaald | hebben hertaald | hebben hertaald | hebben hertaald | |||
verleden (v.v.t.) | had hertaald | had hertaald | had hertaald | hadt hertaald | had hertaald | hadden hertaald | hadden hertaald | hadden hertaald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal hertaald hebben | zal/zult hertaald hebben | zult/zal hertaald hebben | zult hertaald hebben | zal hertaald hebben | zullen hertaald hebben | zullen hertaald hebben | zullen hertaald hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou hertaald hebben | zou hertaald hebben | zou/zoudt hertaald hebben | zoudt hertaald hebben | zou hertaald hebben | zouden hertaald hebben | zouden hertaald hebben | zouden hertaald hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm hertaald worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt hertaald | er is hertaald | |||||||||
verleden | er werd hertaald | er was hertaald | |||||||||
toekomend | er zal hertaald worden | er zal hertaald zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou hertaald worden | er zou hertaald zijn | |||||||||
lijdende vorm hertaald worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | hertaald worden | hertaald te worden | ||||||||
toekomend | hertaald zullen worden | hertaald te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hertaald zijn | hertaald te zijn | ||||||||
toekomend | hertaald zullen zijn | hertaald te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word hertaald | wordt hertaald | wordt hertaald | wordt hertaald | wordt hertaald | worden hertaald | worden hertaald | worden hertaald | |||
verleden (o.v.t.) | werd hertaald | werd hertaald | werd hertaald | werdt hertaald | werd hertaald | werden hertaald | werden hertaald | werden hertaald | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal hertaald worden | zult hertaald worden | zult hertaald worden | zult hertaald worden | zal hertaald worden | zullen hertaald worden | zullen hertaald worden | zullen hertaald worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou hertaald worden | zou hertaald worden | zou/zoudt hertaald worden | zoudt hertaald worden | zou hertaald worden | zouden hertaald worden | zouden hertaald worden | zouden hertaald worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben hertaald | bent hertaald | bent/is hertaald | zijt hertaald | is hertaald | zijn hertaald | zijn hertaald | zijn hertaald | |||
verleden (v.v.t.) | was hertaald | was hertaald | was hertaald | waart hertaald | was hertaald | waren hertaald | waren hertaald | waren hertaald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal hertaald zijn | zult hertaald zijn | zult hertaald zijn | zult hertaald zijn | zal hertaald zijn | zullen hertaald zijn | zullen hertaald zijn | zullen hertaald zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou hertaald zijn | zou hertaald zijn | zou/zoudt hertaald zijn | zoudt hertaald zijn | zou hertaald zijn | zouden hertaald zijn | zouden hertaald zijn | zouden hertaald zijn |