Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·ta·len
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van taal met het voorvoegsel her- met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hertalen
hertaalde
hertaald
zwak -d volledig

Werkwoord

hertalen [1]

  1. (taalkunde) overgankelijk omzetten in begrijpelijker taal

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen