herkauwen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van herkauwen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herkauwen | te herkauwen | ||||||
toekomend | zullen herkauwen | te zullen herkauwen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben herkauwd | te hebben herkauwd | ||||||
toekomend | herkauwd zullen hebben | herkauwd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
herkauwend | herkauwd | ev. herkauw |
mv. verouderd herkauwt |
herkauwe | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | herkauw | herkauwt | herkauwt | herkauwt | herkauwt | herkauwen | herkauwen | herkauwen | |
verleden (o.v.t.) | herkauwde | herkauwde | herkauwde | herkauwde | herkauwde | herkauwden | herkauwden | herkauwden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal herkauwen | zult/zal herkauwen | zult/zal herkauwen | zult herkauwen | zal herkauwen | zullen herkauwen | zullen herkauwen | zullen herkauwen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herkauwen | zou herkauwen | zou(dt) herkauwen | zoudt herkauwen | zou herkauwen | zouden herkauwen | zouden herkauwen | zouden herkauwen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb herkauwd | hebt herkauwd | hebt/heeft herkauwd | hebt herkauwd | heeft herkauwd | hebben herkauwd | hebben herkauwd | hebben herkauwd | |
verleden (v.v.t.) | had herkauwd | had herkauwd | had herkauwd | hadt herkauwd | had herkauwd | hadden herkauwd | hadden herkauwd | hadden herkauwd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal herkauwd hebben | zal/zult herkauwd hebben | zult/zal herkauwd hebben | zult herkauwd hebben | zal herkauwd hebben | zullen herkauwd hebben | zullen herkauwd hebben | zullen herkauwd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou herkauwd hebben | zou herkauwd hebben | zou/zoudt herkauwd hebben | zoudt herkauwd hebben | zou herkauwd hebben | zouden herkauwd hebben | zouden herkauwd hebben | zouden herkauwd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm herkauwd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt herkauwd | er is herkauwd | |||||||
verleden | er werd herkauwd | er was herkauwd | |||||||
toekomend | er zal herkauwd worden | er zal herkauwd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou herkauwd worden | er zou herkauwd zijn |