• heil·bot
enkelvoud meervoud
naamwoord heilbot heilbotten
verkleinwoord heilbotje heilbotjes

de heilbotm

  1. (straalvinnigen) bepaald soort grote schol, reus onder de platvissen en consumptievis, Hippoglossus hippoglossus  
95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]