heilbot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- heil·bot
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in 1476 [1]
- samenstelling van heil en bot [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heilbot | heilbotten |
verkleinwoord | heilbotje | heilbotjes |
Zelfstandig naamwoord
heilbot m
- (vissen) Hippoglossus hippoglossus , grote schol, reus onder de platvissen, consumptievis
Vertalingen
1. Hippoglossus hippoglossus, grote schol, reus onder de platvissen, consumptievis
Gangbaarheid
- Het woord heilbot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "heilbot" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "heilbot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heilbot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be