• ha·lo·geen
  • In de betekenis van ‘chemisch element van de’ voor het eerst aangetroffen in 7 [1]
  • met het voorvoegsel halo- en met het achtervoegsel -geen [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord halogeen halogenen
verkleinwoord halogeentje halogeentjes
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]