halogeen
- ha·lo·geen
- In de betekenis van ‘chemisch element van de’ voor het eerst aangetroffen in 7 [1]
- met het voorvoegsel halo- en met het achtervoegsel -geen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | halogeen | halogenen |
verkleinwoord | halogeentje | halogeentjes |
- (scheikunde) naam voor elk element uit de zevende chemische reeks van het periodiek systeem. De overeenkomst van de elementen uit de halogeenreeks is de buitenste elektronenschil , die zeven elektronen bezit
1.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | halogeen | halogener | halogeenst |
verbogen | halogene | halogenere | halogeenste |
partitief | halogeens | halogeners | - |
halogeen
- Het woord halogeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "halogeen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "halogeen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ halogeen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be