Guave [2]
Guave [1]
  • gu·a·ve
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘boom en vrucht daarvan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1625 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord guave guaven
guaves
verkleinwoord - -

de guavem

  1. (plantkunde) Psidium guajava   een plant uit de mirtefamilie (Myrtaceae  ).
    (wikidata: guave  )
    • De guave stamt vermoedelijk uit Midden-Amerika en wordt wereldwijd in de (sub)tropen gekweekt. 
  2. (fruit) de vrucht van Psidium guajava  
    (wikidata: guave  )
    • De guave is een afgeronde, ovale, appel- of peervormige, 4-12 cm lange en tot 450 g zware bes. 
76 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[2]