gridlock
- grid·lock
enkelvoud | meervoud |
---|---|
gridlock | - |
gridlock (voornamelijk gebruikt in de VS)
- (verkeer) verkeerschaos, verkeersinfarct
- (figuurlijk) dysfunctie, ineenstorting, stilstand
- (figuurlijk) blokkering, onderbreking, versperring
|
|
|
- [2]: political gridlock
politieke stilstand
- [1]: traffic tie-up
- [1]: paralysis
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to gridlock |
he/she/it | gridlocks |
verleden tijd | gridlocked |
voltooid deelwoord |
gridlocked |
onvoltooid deelwoord |
gridlocking |
gebiedende wijs | gridlock |
pn (voornamelijk gebruikt in de VS)