gratificeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van gratificeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gratificeren | te gratificeren | ||||||||
toekomend | zullen gratificeren | te zullen gratificeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gegratificeerd | te hebben gegratificeerd | ||||||||
toekomend | gegratificeerd zullen hebben | gegratificeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
gratificerend | gegratificeerd | ev. gratificeer |
mv. verouderd gratificeert |
gratificere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | gratificeer | gratificeert | gratificeert | gratificeert | gratificeert | gratificeren | gratificeren | gratificeren | |||
verleden (o.v.t.) | gratificeerde | gratificeerde | gratificeerde | gratificeerde | gratificeerde | gratificeerden | gratificeerden | gratificeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gratificeren | zult/zal gratificeren | zult/zal gratificeren | zult gratificeren | zal gratificeren | zullen gratificeren | zullen gratificeren | zullen gratificeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gratificeren | zou gratificeren | zou(dt) gratificeren | zoudt gratificeren | zou gratificeren | zouden gratificeren | zouden gratificeren | zouden gratificeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gegratificeerd | hebt gegratificeerd | hebt/heeft gegratificeerd | hebt gegratificeerd | heeft gegratificeerd | hebben gegratificeerd | hebben gegratificeerd | hebben gegratificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gegratificeerd | had gegratificeerd | had gegratificeerd | hadt gegratificeerd | had gegratificeerd | hadden gegratificeerd | hadden gegratificeerd | hadden gegratificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gegratificeerd hebben | zal/zult gegratificeerd hebben | zult/zal gegratificeerd hebben | zult gegratificeerd hebben | zal gegratificeerd hebben | zullen gegratificeerd hebben | zullen gegratificeerd hebben | zullen gegratificeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gegratificeerd hebben | zou gegratificeerd hebben | zou/zoudt gegratificeerd hebben | zoudt gegratificeerd hebben | zou gegratificeerd hebben | zouden gegratificeerd hebben | zouden gegratificeerd hebben | zouden gegratificeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gegratificeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gegratificeerd | er is gegratificeerd | |||||||||
verleden | er werd gegratificeerd | er was gegratificeerd | |||||||||
toekomend | er zal gegratificeerd worden | er zal gegratificeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gegratificeerd worden | er zou gegratificeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gegratificeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gegratificeerd worden | gegratificeerd te worden | ||||||||
toekomend | gegratificeerd zullen worden | gegratificeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gegratificeerd zijn | gegratificeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gegratificeerd zullen zijn | gegratificeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gegratificeerd | wordt gegratificeerd | wordt gegratificeerd | wordt gegratificeerd | wordt gegratificeerd | worden gegratificeerd | worden gegratificeerd | worden gegratificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gegratificeerd | werd gegratificeerd | werd gegratificeerd | werdt gegratificeerd | werd gegratificeerd | werden gegratificeerd | werden gegratificeerd | werden gegratificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gegratificeerd worden | zult gegratificeerd worden | zult gegratificeerd worden | zult gegratificeerd worden | zal gegratificeerd worden | zullen gegratificeerd worden | zullen gegratificeerd worden | zullen gegratificeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gegratificeerd worden | zou gegratificeerd worden | zou/zoudt gegratificeerd worden | zoudt gegratificeerd worden | zou gegratificeerd worden | zouden gegratificeerd worden | zouden gegratificeerd worden | zouden gegratificeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gegratificeerd | bent gegratificeerd | bent/is gegratificeerd | zijt gegratificeerd | is gegratificeerd | zijn gegratificeerd | zijn gegratificeerd | zijn gegratificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gegratificeerd | was gegratificeerd | was gegratificeerd | waart gegratificeerd | was gegratificeerd | waren gegratificeerd | waren gegratificeerd | waren gegratificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gegratificeerd zijn | zult gegratificeerd zijn | zult gegratificeerd zijn | zult gegratificeerd zijn | zal gegratificeerd zijn | zullen gegratificeerd zijn | zullen gegratificeerd zijn | zullen gegratificeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gegratificeerd zijn | zou gegratificeerd zijn | zou/zoudt gegratificeerd zijn | zoudt gegratificeerd zijn | zou gegratificeerd zijn | zouden gegratificeerd zijn | zouden gegratificeerd zijn | zouden gegratificeerd zijn |