gebaard
- ge·baard
- ww [A]: vervoeging van baren: de stam met omvoegsel ge- -d
- ww [B]: vervoeging van gebaren: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
- bn: pseudodeelwoord afgeleid van baard zn met het omvoegsel ge- -d [1]
vervoeging van: | baren… |
verbogen vorm: | gebaarde |
[A] gebaard
- voltooid deelwoord van baren
- Zij heeft in haar leven drie kinderen gebaard.
- In de lijdende vorm wordt geboren gebruikt.
- De berg heeft een muis gebaard
vervoeging van: | gebaren… |
verbogen vorm: | gebaarde |
[B] gebaard
- voltooid deelwoord van gebaren
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gebaard | gebaarder | gebaardst |
verbogen | gebaarde | gebaardere | gebaardste |
partitief | gebaards | gebaarders | - |
gebaard
- voorzien van een baard
- Op het schilderij is een vrolijk lachende, gebaarde man geportretteerd.
- Het woord gebaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gebaard" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be