Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: vrezen
Het frezen van langsgroeven op een freesmachine
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
frezen ɡefreesd
freeswerk


  • fre·zen
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met de frees bewerken’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
  • van  frees zn  met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
frezen
freesde
gefreesd
zwak -d volledig

frezen

  1. overgankelijk, (techniek) een verspanende bewerking uitvoeren met behulp van een roterend gereedschap, de frees
    • Zowel metalen als harde kunststoffen kunnen gefreesd worden. 

de frezenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord frees
86 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]