schaven
- scha·ven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schaven |
schaafde |
geschaafd |
zwak -d | volledig |
schaven
- overgankelijk gladmaken door middel van een schaaf
- Kun je dat even voor mij schaven?
- wederkerend verwonden door wegscheuring van de huid
- Ik schaafde me gisteren.
- overgankelijk door middel van een schaaf in plakjes snijden
- Hij kon de kaas erg goed schaven.
- ergatief met een schaaf bezig zijn
- overgankelijk (figuurlijk) verfijnen, elegant maken
- ▸ Die in dees gemeenschap burgerlijc, minlyc en schoon,
Niet brengen dan roock, woorde schaven een ydel toon,
Dat dese, segg' ick noch met herts treuren klachtigh,
Der ghemeen vruchten zijn en blyven deelachtigh.[3]
- ▸ Die in dees gemeenschap burgerlijc, minlyc en schoon,
- aanschaven, afschaven, beschaven, bijschaven, gelijkschaven, gladschaven, herschaven, openschaven, opschaven, overschaven, vlakschaven
- schaafbank, schaafbeitel, schaafijs, schaafijzer, schaafkrullen, schaafmachine, schaafrasp, schaafsel, schaafstro, schaafwond, schaveling, schaver
1. gladmaken door middel van een schaaf.
2. verwonden door wegscheuring van de huid.
de schaven mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schaaf
- Het woord schaven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaven" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schaven" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schaven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Dirck Volkertsz. Coornhert“'t Bedrogh des werelts” (1630), fol. cccccxv.v op dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be