Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • for·nuis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kookkachel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1270 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord fornuis fornuizen
verkleinwoord fornuisje fornuisjes

Zelfstandig naamwoord

het fornuiso

  1. (kookkunst) kooktoestel, een combinatie kookplaat en oven
     Mama toverde een stralende glimlach op haar gezicht die heel vreemd overkwam in deze situatie, stelde ons voor als de nieuwe buren die er net in waren getrokken en vertelde dat het fornuis het niet meer deed.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen