flemen
- fle·men
- In de betekenis van ‘vleien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1624 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
flemen |
fleemde |
gefleemd |
zwak -d | volledig |
flemen
- inergatief overdreven lief tegen iemand doen
- Ze zat zo tegen hem te flemen dat ik er naar van werd.
- inergatief, (biologie) reageren op de aanwezigheid van feromonen in de urine van een krols wijfje door met het gezicht te trekken
- De leeuw fleemde en ging op zoek naar de leeuwin.
1. overdreven lief tegen iemand doen
- Het woord flemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flemen" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "flemen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- [A]: Afleiding van Angelsaksisch: flyman ww ("op de vlucht zetten") en gefleman bn
[A]: flemen
- flēmen from
- flēmen of
- flēmen out
- flēmen out of
- flemed man
[B]: flemen
- (iemand) te schande maken
- veroordelen
[C]: flemen