• ban·ne·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord banneling bannelingen
verkleinwoord bannelingetje bannelingetjes

de bannelingm

  1. persoon die op last van de regering zijn eigen land heeft moeten verlaten
    • De Dalai Lama verblijft als banneling in India. 
89 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be