bandiet
- ban·diet
de bandiet m
- (scheldwoord) iemand die misdaden pleegt
- Ze zouden die bandiet een lange tijd op moeten sluiten.
- (in afgezwakte betekenis) deugniet, schavuit [2], vooral gebruikt voor kinderen
- (verouderd) struikrover
- [1] boef, crimineel, misdadiger, schobbejak, schurk [2]
1. een schurk of misdadiger
- Het woord bandiet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bandiet" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bandiet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bandiet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be