filmen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van filmen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		filmen			te filmen
	toekomend		zullen filmen			te zullen filmen
voltooid	tegenwoordig		hebben gefilmd			te hebben gefilmd
	toekomend		gefilmd zullen hebben			gefilmd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	filmend		gefilmd			ev. film	mv. verouderd filmt	filme
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	film	filmt	filmt	filmt	filmt	filmen	filmen	filmen
verleden (o.v.t.)	filmde	filmde	filmde	filmde	filmde	filmden	filmden	filmden
toekomend (o.t.t.t.)	zal filmen	zult/zal filmen	zult/zal filmen	zult filmen	zal filmen	zullen filmen	zullen filmen	zullen filmen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou filmen	zou filmen	zou(dt) filmen	zoudt filmen	zou filmen	zouden filmen	zouden filmen	zouden filmen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gefilmd	hebt gefilmd	hebt/heeft gefilmd	hebt gefilmd	heeft gefilmd	hebben gefilmd	hebben gefilmd	hebben gefilmd
verleden (v.v.t.)	had gefilmd	had gefilmd	had gefilmd	hadt gefilmd	had gefilmd	hadden gefilmd	hadden gefilmd	hadden gefilmd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gefilmd hebben	zal/zult gefilmd hebben	zult/zal gefilmd hebben	zult gefilmd hebben	zal gefilmd hebben	zullen gefilmd hebben	zullen gefilmd hebben	zullen gefilmd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gefilmd hebben	zou gefilmd hebben	zou/zoudt gefilmd hebben	zoudt gefilmd hebben	zou gefilmd hebben	zouden gefilmd hebben	zouden gefilmd hebben	zouden gefilmd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gefilmd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gefilmd				er is gefilmd
verleden	er werd gefilmd				er was gefilmd
toekomend	er zal gefilmd worden				er zal gefilmd zijn
voorwaardelijk	er zou gefilmd worden				er zou gefilmd zijn