filmen
- fil·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
filmen |
filmde |
gefilmd |
zwak -d | volledig |
filmen
- bewegende beelden opnemen en vastleggen
- ▸ Voor mijn vertrek filmde ik alle drie mijn kinderen terwijl ik hun vroeg wat ze van mijn lange wandeling vonden en ik stelde ze ook een aantal fundamentele levensvragen om er later op terug te kunnen kijken.[1]
- film, filmacteur, filmactrice, filmapparaat, filmarchief, filmbedrijf, filmbeeld, filmbewerking, filmblad, filmblik, filmbreedte, filmcamera, filmcarrière, filmcriticus, filmdebuut, filmdistributeur, filmdiva, filmdoek, filmdruk, filmeditie, filmer, filmfan, filmfestival, filmheld, filmhistoricus, filmhuis, filmindustrie, filmisch, filmjournaal, filmjournalist, filmkeuring, filmklassieker, filmkomiek, filmkritiek, filmkunde, filmkunst, filmkunstenaar, filmliefhebber , filmliefhebber , filmliga, filmmaatschappij, filmmaker, filmmateriaal, filmmuseum, filmmuziek, filmografie, filmoperateur, filmopname, filmpers, filmploeg , filmportret, filmproducent, filmproductie, filmprojector, filmrechten, filmregisseur, filmrol, filmscenario, filmscript, filmserie, filmset, filmster
- Dat is niet te filmen
Dat lijkt helemaal nergens op
1. beelden van iets vastleggen op film
- Het woord filmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "filmen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- fil·men
filmen, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van film
- fil·men
Naar frequentie | 989 |
---|
filmen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van film
- fil·men
filmen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van film
vervoeging van |
---|
filmar |
filmen