fictionaliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van fictionaliseren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fictionaliseren | te fictionaliseren | ||||||
toekomend | zullen fictionaliseren | te zullen fictionaliseren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefictionaliseerd | te hebben gefictionaliseerd | ||||||
toekomend | gefictionaliseerd zullen hebben | gefictionaliseerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
fictionaliserend | gefictionaliseerd | ev. fictionaliseer |
mv. verouderd fictionaliseert |
fictionalisere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | fictionaliseer | fictionaliseert | fictionaliseert | fictionaliseert | fictionaliseert | fictionaliseren | fictionaliseren | fictionaliseren | |
verleden (o.v.t.) | fictionaliseerde | fictionaliseerde | fictionaliseerde | fictionaliseerde | fictionaliseerde | fictionaliseerden | fictionaliseerden | fictionaliseerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal fictionaliseren | zult/zal fictionaliseren | zult/zal fictionaliseren | zult fictionaliseren | zal fictionaliseren | zullen fictionaliseren | zullen fictionaliseren | zullen fictionaliseren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fictionaliseren | zou fictionaliseren | zou(dt) fictionaliseren | zoudt fictionaliseren | zou fictionaliseren | zouden fictionaliseren | zouden fictionaliseren | zouden fictionaliseren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefictionaliseerd | hebt gefictionaliseerd | hebt/heeft gefictionaliseerd | hebt gefictionaliseerd | heeft gefictionaliseerd | hebben gefictionaliseerd | hebben gefictionaliseerd | hebben gefictionaliseerd | |
verleden (v.v.t.) | had gefictionaliseerd | had gefictionaliseerd | had gefictionaliseerd | hadt gefictionaliseerd | had gefictionaliseerd | hadden gefictionaliseerd | hadden gefictionaliseerd | hadden gefictionaliseerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefictionaliseerd hebben | zal/zult gefictionaliseerd hebben | zult/zal gefictionaliseerd hebben | zult gefictionaliseerd hebben | zal gefictionaliseerd hebben | zullen gefictionaliseerd hebben | zullen gefictionaliseerd hebben | zullen gefictionaliseerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefictionaliseerd hebben | zou gefictionaliseerd hebben | zou/zoudt gefictionaliseerd hebben | zoudt gefictionaliseerd hebben | zou gefictionaliseerd hebben | zouden gefictionaliseerd hebben | zouden gefictionaliseerd hebben | zouden gefictionaliseerd hebben |