Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fic·ti·o·na·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
fictionaliseren

fictionaliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van fictionaliseren
    • Ik fictionaliseerde. 
    • Jij fictionaliseerde. 
    • Hij, zij, het fictionaliseerde.