Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fic·ti·o·na·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
fictionaliseren

fictionaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fictionaliseren
    • Jij fictionaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fictionaliseren
    • Hij fictionaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fictionaliseren
    • Fictionaliseert! 

Gangbaarheid