epibreren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van epibreren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		epibreren			te epibreren
	toekomend		zullen epibreren			te zullen epibreren
voltooid	tegenwoordig		hebben geëpibreerd			te hebben geëpibreerd
	toekomend		geëpibreerd zullen hebben			geëpibreerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	epibrerend		geëpibreerd			ev. epibreer	mv. verouderd epibreert	epibrere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	epibreer	epibreert	epibreert	epibreert	epibreert	epibreren	epibreren	epibreren
verleden (o.v.t.)	epibreerde	epibreerde	epibreerde	epibreerde	epibreerde	epibreerden	epibreerden	epibreerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal epibreren	zult/zal epibreren	zult/zal epibreren	zult epibreren	zal epibreren	zullen epibreren	zullen epibreren	zullen epibreren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou epibreren	zou epibreren	zou(dt) epibreren	zoudt epibreren	zou epibreren	zouden epibreren	zouden epibreren	zouden epibreren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geëpibreerd	hebt geëpibreerd	hebt/heeft geëpibreerd	hebt geëpibreerd	heeft geëpibreerd	hebben geëpibreerd	hebben geëpibreerd	hebben geëpibreerd
verleden (v.v.t.)	had geëpibreerd	had geëpibreerd	had geëpibreerd	hadt geëpibreerd	had geëpibreerd	hadden geëpibreerd	hadden geëpibreerd	hadden geëpibreerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geëpibreerd hebben	zal/zult geëpibreerd hebben	zult/zal geëpibreerd hebben	zult geëpibreerd hebben	zal geëpibreerd hebben	zullen geëpibreerd hebben	zullen geëpibreerd hebben	zullen geëpibreerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geëpibreerd hebben	zou geëpibreerd hebben	zou/zoudt geëpibreerd hebben	zoudt geëpibreerd hebben	zou geëpibreerd hebben	zouden geëpibreerd hebben	zouden geëpibreerd hebben	zouden geëpibreerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geëpibreerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geëpibreerd				er is geëpibreerd
verleden	er werd geëpibreerd				er was geëpibreerd
toekomend	er zal geëpibreerd worden				er zal geëpibreerd zijn
voorwaardelijk	er zou geëpibreerd worden				er zou geëpibreerd zijn