epibreerde
- Geluid: epibreerde (hulp, bestand)
- epi·breer·de
vervoeging van |
---|
epibreren |
epibreerde
- enkelvoud verleden tijd van epibreren
- Ik epibreerde.
- Jij epibreerde.
- Hij, zij, het epibreerde.
- Ik epibreerde.
- Het woord epibreerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.