emulgeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van emulgeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		emulgeren			te emulgeren
	toekomend		zullen emulgeren			te zullen emulgeren
voltooid	tegenwoordig		hebben/zijn geëmulgeerd			te hebben/zijn geëmulgeerd
	toekomend		geëmulgeerd zullen hebben/zijn			geëmulgeerd te zullen hebben/zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	emulgerend		geëmulgeerd			ev. emulgeer	mv. verouderd emulgeert	emulgere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	emulgeer	emulgeert	emulgeert	emulgeert	emulgeert	emulgeren	emulgeren	emulgeren
verleden (o.v.t.)	emulgeerde	emulgeerde	emulgeerde	emulgeerde	emulgeerde	emulgeerden	emulgeerden	emulgeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal emulgeren	zult/zal emulgeren	zult/zal emulgeren	zult emulgeren	zal emulgeren	zullen emulgeren	zullen emulgeren	zullen emulgeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou emulgeren	zou emulgeren	zou(dt) emulgeren	zoudt emulgeren	zou emulgeren	zouden emulgeren	zouden emulgeren	zouden emulgeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
onpersoonlijke lijdende vorm geëmulgeerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geëmulgeerd				er is geëmulgeerd
verleden	er werd geëmulgeerd				er was geëmulgeerd
toekomend	er zal geëmulgeerd worden				er zal geëmulgeerd zijn
voorwaardelijk	er zou geëmulgeerd worden				er zou geëmulgeerd zijn
lijdende vorm geëmulgeerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		geëmulgeerd worden			geëmulgeerd te worden
	toekomend		geëmulgeerd zullen worden			geëmulgeerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		geëmulgeerd zijn			geëmulgeerd te zijn
	toekomend		geëmulgeerd zullen zijn			geëmulgeerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word geëmulgeerd	wordt geëmulgeerd	wordt geëmulgeerd	wordt geëmulgeerd	wordt geëmulgeerd	worden geëmulgeerd	worden geëmulgeerd	worden geëmulgeerd
verleden (o.v.t.)	werd geëmulgeerd	werd geëmulgeerd	werd geëmulgeerd	werdt geëmulgeerd	werd geëmulgeerd	werden geëmulgeerd	werden geëmulgeerd	werden geëmulgeerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal geëmulgeerd worden	zult geëmulgeerd worden	zult geëmulgeerd worden	zult geëmulgeerd worden	zal geëmulgeerd worden	zullen geëmulgeerd worden	zullen geëmulgeerd worden	zullen geëmulgeerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou geëmulgeerd worden	zou geëmulgeerd worden	zou/zoudt geëmulgeerd worden	zoudt geëmulgeerd worden	zou geëmulgeerd worden	zouden geëmulgeerd worden	zouden geëmulgeerd worden	zouden geëmulgeerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben geëmulgeerd	bent geëmulgeerd	bent/is geëmulgeerd	zijt geëmulgeerd	is geëmulgeerd	zijn geëmulgeerd	zijn geëmulgeerd	zijn geëmulgeerd
verleden (v.v.t.)	was geëmulgeerd	was geëmulgeerd	was geëmulgeerd	waart geëmulgeerd	was geëmulgeerd	waren geëmulgeerd	waren geëmulgeerd	waren geëmulgeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geëmulgeerd zijn	zult geëmulgeerd zijn	zult geëmulgeerd zijn	zult geëmulgeerd zijn	zal geëmulgeerd zijn	zullen geëmulgeerd zijn	zullen geëmulgeerd zijn	zullen geëmulgeerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geëmulgeerd zijn	zou geëmulgeerd zijn	zou/zoudt geëmulgeerd zijn	zoudt geëmulgeerd zijn	zou geëmulgeerd zijn	zouden geëmulgeerd zijn	zouden geëmulgeerd zijn	zouden geëmulgeerd zijn