elektrocuteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van elektrocuteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | elektrocuteren | te elektrocuteren | ||||||||
toekomend | zullen elektrocuteren | te zullen elektrocuteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geëlektrocuteerd | te hebben geëlektrocuteerd | ||||||||
toekomend | geëlektrocuteerd zullen hebben | geëlektrocuteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
elektrocuterend | geëlektrocuteerd | ev. elektrocuteer |
mv. verouderd elektrocuteert |
elektrocutere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | elektrocuteer | elektrocuteert | elektrocuteert | elektrocuteert | elektrocuteert | elektrocuteren | elektrocuteren | elektrocuteren | |||
verleden (o.v.t.) | elektrocuteerde | elektrocuteerde | elektrocuteerde | elektrocuteerde | elektrocuteerde | elektrocuteerden | elektrocuteerden | elektrocuteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal elektrocuteren | zult/zal elektrocuteren | zult/zal elektrocuteren | zult elektrocuteren | zal elektrocuteren | zullen elektrocuteren | zullen elektrocuteren | zullen elektrocuteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou elektrocuteren | zou elektrocuteren | zou(dt) elektrocuteren | zoudt elektrocuteren | zou elektrocuteren | zouden elektrocuteren | zouden elektrocuteren | zouden elektrocuteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geëlektrocuteerd | hebt geëlektrocuteerd | hebt/heeft geëlektrocuteerd | hebt geëlektrocuteerd | heeft geëlektrocuteerd | hebben geëlektrocuteerd | hebben geëlektrocuteerd | hebben geëlektrocuteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geëlektrocuteerd | had geëlektrocuteerd | had geëlektrocuteerd | hadt geëlektrocuteerd | had geëlektrocuteerd | hadden geëlektrocuteerd | hadden geëlektrocuteerd | hadden geëlektrocuteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geëlektrocuteerd hebben | zal/zult geëlektrocuteerd hebben | zult/zal geëlektrocuteerd hebben | zult geëlektrocuteerd hebben | zal geëlektrocuteerd hebben | zullen geëlektrocuteerd hebben | zullen geëlektrocuteerd hebben | zullen geëlektrocuteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geëlektrocuteerd hebben | zou geëlektrocuteerd hebben | zou/zoudt geëlektrocuteerd hebben | zoudt geëlektrocuteerd hebben | zou geëlektrocuteerd hebben | zouden geëlektrocuteerd hebben | zouden geëlektrocuteerd hebben | zouden geëlektrocuteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geëlektrocuteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geëlektrocuteerd | er is geëlektrocuteerd | |||||||||
verleden | er werd geëlektrocuteerd | er was geëlektrocuteerd | |||||||||
toekomend | er zal geëlektrocuteerd worden | er zal geëlektrocuteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geëlektrocuteerd worden | er zou geëlektrocuteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geëlektrocuteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geëlektrocuteerd worden | geëlektrocuteerd te worden | ||||||||
toekomend | geëlektrocuteerd zullen worden | geëlektrocuteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geëlektrocuteerd zijn | geëlektrocuteerd te zijn | ||||||||
toekomend | geëlektrocuteerd zullen zijn | geëlektrocuteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geëlektrocuteerd | wordt geëlektrocuteerd | wordt geëlektrocuteerd | wordt geëlektrocuteerd | wordt geëlektrocuteerd | worden geëlektrocuteerd | worden geëlektrocuteerd | worden geëlektrocuteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geëlektrocuteerd | werd geëlektrocuteerd | werd geëlektrocuteerd | werdt geëlektrocuteerd | werd geëlektrocuteerd | werden geëlektrocuteerd | werden geëlektrocuteerd | werden geëlektrocuteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geëlektrocuteerd worden | zult geëlektrocuteerd worden | zult geëlektrocuteerd worden | zult geëlektrocuteerd worden | zal geëlektrocuteerd worden | zullen geëlektrocuteerd worden | zullen geëlektrocuteerd worden | zullen geëlektrocuteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geëlektrocuteerd worden | zou geëlektrocuteerd worden | zou/zoudt geëlektrocuteerd worden | zoudt geëlektrocuteerd worden | zou geëlektrocuteerd worden | zouden geëlektrocuteerd worden | zouden geëlektrocuteerd worden | zouden geëlektrocuteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geëlektrocuteerd | bent geëlektrocuteerd | bent/is geëlektrocuteerd | zijt geëlektrocuteerd | is geëlektrocuteerd | zijn geëlektrocuteerd | zijn geëlektrocuteerd | zijn geëlektrocuteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geëlektrocuteerd | was geëlektrocuteerd | was geëlektrocuteerd | waart geëlektrocuteerd | was geëlektrocuteerd | waren geëlektrocuteerd | waren geëlektrocuteerd | waren geëlektrocuteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geëlektrocuteerd zijn | zult geëlektrocuteerd zijn | zult geëlektrocuteerd zijn | zult geëlektrocuteerd zijn | zal geëlektrocuteerd zijn | zullen geëlektrocuteerd zijn | zullen geëlektrocuteerd zijn | zullen geëlektrocuteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geëlektrocuteerd zijn | zou geëlektrocuteerd zijn | zou/zoudt geëlektrocuteerd zijn | zoudt geëlektrocuteerd zijn | zou geëlektrocuteerd zijn | zouden geëlektrocuteerd zijn | zouden geëlektrocuteerd zijn | zouden geëlektrocuteerd zijn |