elektrocuteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- elek·tro·cu·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
elektrocuteren |
elektrocuteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van elektrocuteren
- Ik elektrocuteer.
- gebiedende wijs van elektrocuteren
- Elektrocuteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van elektrocuteren
- Elektrocuteer je?