Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·tro·cu·teer

Werkwoord

vervoeging van
elektrocuteren

elektrocuteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van elektrocuteren
    • Ik elektrocuteer. 
  2. gebiedende wijs van elektrocuteren
    • Elektrocuteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van elektrocuteren
    • Elektrocuteer je?