eenendertigen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van eenendertigen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | eenendertigen | te eenendertigen | ||||||
toekomend | zullen eenendertigen | te zullen eenendertigen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geëenendertigd | te hebben geëenendertigd | ||||||
toekomend | geëenendertigd zullen hebben | geëenendertigd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
eenendertigend | geëenendertigd | ev. eenendertig |
mv. verouderd eenendertigt |
eenendertige | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | eenendertig | eenendertigt | eenendertigt | eenendertigt | eenendertigt | eenendertigen | eenendertigen | eenendertigen | |
verleden (o.v.t.) | eenendertigde | eenendertigde | eenendertigde | eenendertigde | eenendertigde | eenendertigden | eenendertigden | eenendertigden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal eenendertigen | zult/zal eenendertigen | zult/zal eenendertigen | zult eenendertigen | zal eenendertigen | zullen eenendertigen | zullen eenendertigen | zullen eenendertigen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou eenendertigen | zou eenendertigen | zou(dt) eenendertigen | zoudt eenendertigen | zou eenendertigen | zouden eenendertigen | zouden eenendertigen | zouden eenendertigen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geëenendertigd | hebt geëenendertigd | hebt/heeft geëenendertigd | hebt geëenendertigd | heeft geëenendertigd | hebben geëenendertigd | hebben geëenendertigd | hebben geëenendertigd | |
verleden (v.v.t.) | had geëenendertigd | had geëenendertigd | had geëenendertigd | hadt geëenendertigd | had geëenendertigd | hadden geëenendertigd | hadden geëenendertigd | hadden geëenendertigd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geëenendertigd hebben | zal/zult geëenendertigd hebben | zult/zal geëenendertigd hebben | zult geëenendertigd hebben | zal geëenendertigd hebben | zullen geëenendertigd hebben | zullen geëenendertigd hebben | zullen geëenendertigd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geëenendertigd hebben | zou geëenendertigd hebben | zou/zoudt geëenendertigd hebben | zoudt geëenendertigd hebben | zou geëenendertigd hebben | zouden geëenendertigd hebben | zouden geëenendertigd hebben | zouden geëenendertigd hebben |