Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·en·der·tigt

Werkwoord

vervoeging van
eenendertigen

eenendertigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eenendertigen
    • Jij eenendertigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eenendertigen
    • Hij eenendertigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van eenendertigen
    • Eenendertigt!