dwarsbomen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dwarsbomen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dwarsbomen | te dwarsbomen | ||||||||
toekomend | zullen dwarsbomen | te zullen dwarsbomen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedwarsboomd | te hebben gedwarsboomd | ||||||||
toekomend | gedwarsboomd zullen hebben | gedwarsboomd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dwarsbomend | gedwarsboomd | ev. dwarsboom |
mv. verouderd dwarsboomt |
dwarsbome | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | dwarsboom | dwarsboomt | dwarsboomt | dwarsboomt | dwarsboomt | dwarsbomen | dwarsbomen | dwarsbomen | |||
verleden (o.v.t.) | dwarsboomde | dwarsboomde | dwarsboomde | dwarsboomde | dwarsboomde | dwarsboomden | dwarsboomden | dwarsboomden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dwarsbomen | zult/zal dwarsbomen | zult/zal dwarsbomen | zult dwarsbomen | zal dwarsbomen | zullen dwarsbomen | zullen dwarsbomen | zullen dwarsbomen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dwarsbomen | zou dwarsbomen | zou(dt) dwarsbomen | zoudt dwarsbomen | zou dwarsbomen | zouden dwarsbomen | zouden dwarsbomen | zouden dwarsbomen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedwarsboomd | hebt gedwarsboomd | hebt/heeft gedwarsboomd | hebt gedwarsboomd | heeft gedwarsboomd | hebben gedwarsboomd | hebben gedwarsboomd | hebben gedwarsboomd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedwarsboomd | had gedwarsboomd | had gedwarsboomd | hadt gedwarsboomd | had gedwarsboomd | hadden gedwarsboomd | hadden gedwarsboomd | hadden gedwarsboomd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedwarsboomd hebben | zal/zult gedwarsboomd hebben | zult/zal gedwarsboomd hebben | zult gedwarsboomd hebben | zal gedwarsboomd hebben | zullen gedwarsboomd hebben | zullen gedwarsboomd hebben | zullen gedwarsboomd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedwarsboomd hebben | zou gedwarsboomd hebben | zou/zoudt gedwarsboomd hebben | zoudt gedwarsboomd hebben | zou gedwarsboomd hebben | zouden gedwarsboomd hebben | zouden gedwarsboomd hebben | zouden gedwarsboomd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedwarsboomd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedwarsboomd | er is gedwarsboomd | |||||||||
verleden | er werd gedwarsboomd | er was gedwarsboomd | |||||||||
toekomend | er zal gedwarsboomd worden | er zal gedwarsboomd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedwarsboomd worden | er zou gedwarsboomd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedwarsboomd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedwarsboomd worden | gedwarsboomd te worden | ||||||||
toekomend | gedwarsboomd zullen worden | gedwarsboomd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedwarsboomd zijn | gedwarsboomd te zijn | ||||||||
toekomend | gedwarsboomd zullen zijn | gedwarsboomd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedwarsboomd | wordt gedwarsboomd | wordt gedwarsboomd | wordt gedwarsboomd | wordt gedwarsboomd | worden gedwarsboomd | worden gedwarsboomd | worden gedwarsboomd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedwarsboomd | werd gedwarsboomd | werd gedwarsboomd | werdt gedwarsboomd | werd gedwarsboomd | werden gedwarsboomd | werden gedwarsboomd | werden gedwarsboomd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedwarsboomd worden | zult gedwarsboomd worden | zult gedwarsboomd worden | zult gedwarsboomd worden | zal gedwarsboomd worden | zullen gedwarsboomd worden | zullen gedwarsboomd worden | zullen gedwarsboomd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedwarsboomd worden | zou gedwarsboomd worden | zou/zoudt gedwarsboomd worden | zoudt gedwarsboomd worden | zou gedwarsboomd worden | zouden gedwarsboomd worden | zouden gedwarsboomd worden | zouden gedwarsboomd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedwarsboomd | bent gedwarsboomd | bent/is gedwarsboomd | zijt gedwarsboomd | is gedwarsboomd | zijn gedwarsboomd | zijn gedwarsboomd | zijn gedwarsboomd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedwarsboomd | was gedwarsboomd | was gedwarsboomd | waart gedwarsboomd | was gedwarsboomd | waren gedwarsboomd | waren gedwarsboomd | waren gedwarsboomd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedwarsboomd zijn | zult gedwarsboomd zijn | zult gedwarsboomd zijn | zult gedwarsboomd zijn | zal gedwarsboomd zijn | zullen gedwarsboomd zijn | zullen gedwarsboomd zijn | zullen gedwarsboomd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedwarsboomd zijn | zou gedwarsboomd zijn | zou/zoudt gedwarsboomd zijn | zoudt gedwarsboomd zijn | zou gedwarsboomd zijn | zouden gedwarsboomd zijn | zouden gedwarsboomd zijn | zouden gedwarsboomd zijn |