dwarsbomen
- Geluid: dwarsbomen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈdwɑrzbomə(n)/
- dwars·bo·men
- In de betekenis van ‘moeilijkheden in de weg leggen’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- samenstelling van dwars en bomen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dwarsbomen |
dwarsboomde |
gedwarsboomd |
zwak -d | volledig |
dwarsbomen
- overgankelijk tegenwerken, moeilijkheden geven
- Hij dwarsboomde ons plan om dat land te veroveren.
1. tegenwerken, moeilijkheden geven
de dwarsbomen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dwarsboom
- Het woord dwarsbomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dwarsbomen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "dwarsbomen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be