droogkoken/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van droogkoken
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		droogkoken			droog te koken
	toekomend		zullen droogkoken droog zullen koken			te zullen droogkoken droog te zullen koken
voltooid	tegenwoordig		drooggekookt			te drooggekookt
	toekomend		drooggekookt zullen			drooggekookt te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	droogkokend		drooggekookt			ev. kook droog	mv. verouderd kookt droog	koke droog (bijzin) droogkoke
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	kook droog	kookt droog	kookt droog	kookt droog	kookt droog	koken droog	koken droog	koken droog
verleden (o.v.t.)	kookte droog	kookte droog	kookte droog	kookte droog	kookte droog	kookten droog	kookten droog	kookten droog
toekomend (o.t.t.t.)	zal droogkoken	zult/zal droogkoken	zult/zal droogkoken	zult droogkoken	zal droogkoken	zullen droogkoken	zullen droogkoken	zullen droogkoken
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou droogkoken	zou droogkoken	zou(dt) droogkoken	zoudt droogkoken	zou droogkoken	zouden droogkoken	zouden droogkoken	zouden droogkoken
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	droogkook	droogkookt	droogkookt	droogkookt	droogkookt	droogkoken	droogkoken	droogkoken
verleden (o.v.t.)	droogkookte	droogkookte	droogkookte	droogkookte	droogkookte	droogkookten	droogkookten	droogkookten
toekomend (o.t.t.t.)	zal droogkoken droog zal koken	zult/zal droogkoken droog zult/zal koken	zult/zal droogkoken droog zult/zal koken	zult droogkoken droog zult koken	zal droogkoken droog zal koken	zullen droogkoken droog zullen koken	zullen droogkoken droog zullen koken	zullen droogkoken droog zullen koken
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou droogkoken droog zou koken	zou droogkoken droog zou koken	zou(dt) droogkoken droog zou(dt) koken	zoudt droogkoken droog zoudt koken	zou droogkoken droog zou koken	zouden droogkoken droog zouden koken	zouden droogkoken droog zouden koken	zouden droogkoken droog zouden koken
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij