• kook·ten droog

uit kookten (werkwoord) en droog, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
droogkoken

kookten (...) droog

  1. meervoud verleden tijd van droogkoken
    • Wij kookten droog. 
    • Jullie kookten droog. 
    • Zij kookten droog.