dravik
- dra·vik
- Middelnederlands drāvic, misschien ontleend aan Gallisch dravoca ‘lappa, klis’; vgl. Welsh drewg, Bretons dreog ‘dravik’.[1] Evenzo ontleend zijn Middelengels drauk, drawk ‘zizania’, Waals dråwe ‘dravik’ en Frans dial. droue, druive ‘(brand)netel’.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dravik | draviken |
verkleinwoord | dravikje | dravikjes |
- (plantkunde) naam voor grassen uit het geslacht Bromus uit de grassenfamilie (Gramineae oftewel Poaceae)
- akkerdravik, Ardense dravik, dreps, duindravik, sierlijke dravik, trosdravik, zachte dravik, zware dreps
- bergdravik, bosdravik, gekielde dravik, hoge dravik, ijle dravik, kweekdravik, ruwe dravik, Spaanse dravik, vaste dravik, zwenkdravik
- De naam is soms ook voor enkele vergelijkbare grassoorten gebruikt die tegenwoordig niet meer tot het geslacht Bromus worden gerekend.
1. grassoort
- Het woord dravik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dravik" herkend door:
14 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ dravik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be