doortrekken/vervoeging
een lijn verlengen
bewerkenzich door een gebied heen begeven
bewerkende inhoud van de stortbak van een toilet ledigen
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van doortrekken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doortrekken | door te trekken | ||||||||
toekomend | zullen doortrekken door zullen trekken |
te zullen doortrekken door te zullen trekken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorgetrokken | te hebben doorgetrokken | ||||||||
toekomend | doorgetrokken zullen hebben | doorgetrokken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doortrekkend | doorgetrokken | ev. trek door |
mv. verouderd trekt door |
trekke door (bijzin) doortrekke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | trek door | trekt door | trekt door | trekt door | trekt door | trekken door | trekken door | trekken door | |||
verleden (o.v.t.) | trok door | trok door | trok door | trok door | trok door | trokken door | trokken door | trokken door | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doortrekken | zult/zal doortrekken | zult/zal doortrekken | zult doortrekken | zal doortrekken | zullen doortrekken | zullen doortrekken | zullen doortrekken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doortrekken | zou doortrekken | zou(dt) doortrekken | zoudt doortrekken | zou doortrekken | zouden doortrekken | zouden doortrekken | zouden doortrekken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doortrek | doortrekt | doortrekt | doortrekt | doortrekt | doortrekken | doortrekken | doortrekken | |||
verleden (o.v.t.) | doortrok | doortrok | doortrok | doortrok | doortrok | doortrokken | doortrokken | doortrokken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doortrekken door zal trekken |
zult/zal doortrekken door zult/zal trekken |
zult/zal doortrekken door zult/zal trekken |
zult doortrekken door zult trekken |
zal doortrekken door zal trekken |
zullen doortrekken door zullen trekken |
zullen doortrekken door zullen trekken |
zullen doortrekken door zullen trekken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doortrekken door zou trekken |
zou doortrekken door zou trekken |
zou(dt) doortrekken door zou(dt) trekken |
zoudt doortrekken door zoudt trekken |
zou doortrekken door zou trekken |
zouden doortrekken door zouden trekken |
zouden doortrekken door zouden trekken |
zouden doortrekken door zouden trekken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorgetrokken | hebt doorgetrokken | hebt/heeft doorgetrokken | hebt doorgetrokken | heeft doorgetrokken | hebben doorgetrokken | hebben doorgetrokken | hebben doorgetrokken | |||
verleden (v.v.t.) | had doorgetrokken | had doorgetrokken | had doorgetrokken | hadt doorgetrokken | had doorgetrokken | hadden doorgetrokken | hadden doorgetrokken | hadden doorgetrokken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgetrokken hebben | zal/zult doorgetrokken hebben | zult/zal doorgetrokken hebben | zult doorgetrokken hebben | zal doorgetrokken hebben | zullen doorgetrokken hebben | zullen doorgetrokken hebben | zullen doorgetrokken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgetrokken hebben | zou doorgetrokken hebben | zou/zoudt doorgetrokken hebben | zoudt doorgetrokken hebben | zou doorgetrokken hebben | zouden doorgetrokken hebben | zouden doorgetrokken hebben | zouden doorgetrokken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorgetrokken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorgetrokken | er is doorgetrokken | |||||||||
verleden | er werd doorgetrokken | er was doorgetrokken | |||||||||
toekomend | er zal doorgetrokken worden | er zal doorgetrokken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorgetrokken worden | er zou doorgetrokken zijn | |||||||||
lijdende vorm doorgetrokken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorgetrokken worden | doorgetrokken te worden | ||||||||
toekomend | doorgetrokken zullen worden | doorgetrokken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorgetrokken zijn | doorgetrokken te zijn | ||||||||
toekomend | doorgetrokken zullen zijn | doorgetrokken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doorgetrokken | wordt doorgetrokken | wordt doorgetrokken | wordt doorgetrokken | wordt doorgetrokken | worden doorgetrokken | worden doorgetrokken | worden doorgetrokken | |||
verleden (o.v.t.) | werd doorgetrokken | werd doorgetrokken | werd doorgetrokken | werdt doorgetrokken | werd doorgetrokken | werden doorgetrokken | werden doorgetrokken | werden doorgetrokken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorgetrokken worden | zult doorgetrokken worden | zult doorgetrokken worden | zult doorgetrokken worden | zal doorgetrokken worden | zullen doorgetrokken worden | zullen doorgetrokken worden | zullen doorgetrokken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorgetrokken worden | zou doorgetrokken worden | zou/zoudt doorgetrokken worden | zoudt doorgetrokken worden | zou doorgetrokken worden | zouden doorgetrokken worden | zouden doorgetrokken worden | zouden doorgetrokken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doorgetrokken | bent doorgetrokken | bent/is doorgetrokken | zijt doorgetrokken | is doorgetrokken | zijn doorgetrokken | zijn doorgetrokken | zijn doorgetrokken | |||
verleden (v.v.t.) | was doorgetrokken | was doorgetrokken | was doorgetrokken | waart doorgetrokken | was doorgetrokken | waren doorgetrokken | waren doorgetrokken | waren doorgetrokken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgetrokken zijn | zult doorgetrokken zijn | zult doorgetrokken zijn | zult doorgetrokken zijn | zal doorgetrokken zijn | zullen doorgetrokken zijn | zullen doorgetrokken zijn | zullen doorgetrokken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgetrokken zijn | zou doorgetrokken zijn | zou/zoudt doorgetrokken zijn | zoudt doorgetrokken zijn | zou doorgetrokken zijn | zouden doorgetrokken zijn | zouden doorgetrokken zijn | zouden doorgetrokken zijn |
door een materiaal heen diffunderen
bewerkenvervoeging van de bedrijvende vorm van doortrekken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doortrekken | te doortrekken | ||||||||
toekomend | zullen doortrekken | te zullen doortrekken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doortrokken | te doortrokken | ||||||||
toekomend | doortrokken zullen | doortrokken te zullen | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doortrekkend | doortrokken | ev. doortrek |
mv. verouderd doortrekt |
doortrekke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | doortrek | doortrekt | doortrekt | doortrekt | doortrekt | doortrekken | doortrekken | doortrekken | |||
verleden (o.v.t.) | doortrok | doortrok | doortrok | doortrok | doortrok | doortrokken | doortrokken | doortrokken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doortrekken | zult/zal doortrekken | zult/zal doortrekken | zult doortrekken | zal doortrekken | zullen doortrekken | zullen doortrekken | zullen doortrekken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doortrekken | zou doortrekken | zou(dt) doortrekken | zoudt doortrekken | zou doortrekken | zouden doortrekken | zouden doortrekken | zouden doortrekken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
onpersoonlijke lijdende vorm doortrokken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doortrokken | er is doortrokken | |||||||||
verleden | er werd doortrokken | er was doortrokken | |||||||||
toekomend | er zal doortrokken worden | er zal doortrokken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doortrokken worden | er zou doortrokken zijn | |||||||||
lijdende vorm doortrokken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doortrokken worden | doortrokken te worden | ||||||||
toekomend | doortrokken zullen worden | doortrokken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doortrokken zijn | doortrokken te zijn | ||||||||
toekomend | doortrokken zullen zijn | doortrokken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doortrokken | wordt doortrokken | wordt doortrokken | wordt doortrokken | wordt doortrokken | worden doortrokken | worden doortrokken | worden doortrokken | |||
verleden (o.v.t.) | werd doortrokken | werd doortrokken | werd doortrokken | werdt doortrokken | werd doortrokken | werden doortrokken | werden doortrokken | werden doortrokken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doortrokken worden | zult doortrokken worden | zult doortrokken worden | zult doortrokken worden | zal doortrokken worden | zullen doortrokken worden | zullen doortrokken worden | zullen doortrokken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doortrokken worden | zou doortrokken worden | zou/zoudt doortrokken worden | zoudt doortrokken worden | zou doortrokken worden | zouden doortrokken worden | zouden doortrokken worden | zouden doortrokken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doortrokken | bent doortrokken | bent/is doortrokken | zijt doortrokken | is doortrokken | zijn doortrokken | zijn doortrokken | zijn doortrokken | |||
verleden (v.v.t.) | was doortrokken | was doortrokken | was doortrokken | waart doortrokken | was doortrokken | waren doortrokken | waren doortrokken | waren doortrokken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doortrokken zijn | zult doortrokken zijn | zult doortrokken zijn | zult doortrokken zijn | zal doortrokken zijn | zullen doortrokken zijn | zullen doortrokken zijn | zullen doortrokken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doortrokken zijn | zou doortrokken zijn | zou/zoudt doortrokken zijn | zoudt doortrokken zijn | zou doortrokken zijn | zouden doortrokken zijn | zouden doortrokken zijn | zouden doortrokken zijn |