doortrekken
- [A] Geluid: dóórtrekken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdortrɛkə(n) / (3 lettergrepen)
- [B] Geluid: doortrékken (hulp, bestand)
- IPA: / dorˈtrɛkə(n) / (3 lettergrepen)
- door·trek·ken
- [A] van Middelnederlands {{Q|doretrecken|dum]], op te vatten als samenstelling van door bw en trekken ww [1]
- [B] van Middelnederlands {{Q|doretrecken|dum]], op te vatten als samenstelling van door bw en trekken ww [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doortrekken |
trok door |
doorgetrokken |
klasse 3 | volledig | [A] |
[A] dóórtrekken
- overgankelijk (van een lijn) langer maken in dezelfde richting
- Deze weg is nu doorgetrokken tot over de grens.
- ergatief zich door een gebied heen begeven.
- We zijn de gehele Sahara doorgetrokken.
- overgankelijk de inhoud van de stortbak van een toilet ledigen.
- Ik wilde doortrekken maar de stortbak werkt niet goed.
- [1] verlengen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doortrekken |
doortrok |
doortrokken |
klasse 3 | volledig | [B] |
[B] doortrékken
- overgankelijk door een materiaal heen diffunderen.
- Dat hele tapijt is doortrokken met die geur.
- Het woord doortrekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doortrekken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |