doodhongeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van doodhongeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doodhongeren | dood te hongeren | ||||||||
toekomend | zullen doodhongeren dood zullen hongeren |
te zullen doodhongeren dood te zullen hongeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doodgehongerd | te hebben doodgehongerd | ||||||||
toekomend | doodgehongerd zullen hebben | doodgehongerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doodhongerend | doodgehongerd | ev. honger dood |
mv. verouderd hongert dood |
hongere dood (bijzin) doodhongere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | honger dood | hongert dood | hongert dood | hongert dood | hongert dood | hongeren dood | hongeren dood | hongeren dood | |||
verleden (o.v.t.) | hongerde dood | hongerde dood | hongerde dood | hongerde dood | hongerde dood | hongerden dood | hongerden dood | hongerden dood | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doodhongeren | zult/zal doodhongeren | zult/zal doodhongeren | zult doodhongeren | zal doodhongeren | zullen doodhongeren | zullen doodhongeren | zullen doodhongeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doodhongeren | zou doodhongeren | zou(dt) doodhongeren | zoudt doodhongeren | zou doodhongeren | zouden doodhongeren | zouden doodhongeren | zouden doodhongeren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doodhonger | doodhongert | doodhongert | doodhongert | doodhongert | doodhongeren | doodhongeren | doodhongeren | |||
verleden (o.v.t.) | doodhongerde | doodhongerde | doodhongerde | doodhongerde | doodhongerde | doodhongerden | doodhongerden | doodhongerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doodhongeren dood zal hongeren |
zult/zal doodhongeren dood zult/zal hongeren |
zult/zal doodhongeren dood zult/zal hongeren |
zult doodhongeren dood zult hongeren |
zal doodhongeren dood zal hongeren |
zullen doodhongeren dood zullen hongeren |
zullen doodhongeren dood zullen hongeren |
zullen doodhongeren dood zullen hongeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doodhongeren dood zou hongeren |
zou doodhongeren dood zou hongeren |
zou(dt) doodhongeren dood zou(dt) hongeren |
zoudt doodhongeren dood zoudt hongeren |
zou doodhongeren dood zou hongeren |
zouden doodhongeren dood zouden hongeren |
zouden doodhongeren dood zouden hongeren |
zouden doodhongeren dood zouden hongeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doodgehongerd | hebt doodgehongerd | hebt/heeft doodgehongerd | hebt doodgehongerd | heeft doodgehongerd | hebben doodgehongerd | hebben doodgehongerd | hebben doodgehongerd | |||
verleden (v.v.t.) | had doodgehongerd | had doodgehongerd | had doodgehongerd | hadt doodgehongerd | had doodgehongerd | hadden doodgehongerd | hadden doodgehongerd | hadden doodgehongerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doodgehongerd hebben | zal/zult doodgehongerd hebben | zult/zal doodgehongerd hebben | zult doodgehongerd hebben | zal doodgehongerd hebben | zullen doodgehongerd hebben | zullen doodgehongerd hebben | zullen doodgehongerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doodgehongerd hebben | zou doodgehongerd hebben | zou/zoudt doodgehongerd hebben | zoudt doodgehongerd hebben | zou doodgehongerd hebben | zouden doodgehongerd hebben | zouden doodgehongerd hebben | zouden doodgehongerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doodgehongerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doodgehongerd | er is doodgehongerd | |||||||||
verleden | er werd doodgehongerd | er was doodgehongerd | |||||||||
toekomend | er zal doodgehongerd worden | er zal doodgehongerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doodgehongerd worden | er zou doodgehongerd zijn | |||||||||
lijdende vorm doodgehongerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doodgehongerd worden | doodgehongerd te worden | ||||||||
toekomend | doodgehongerd zullen worden | doodgehongerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doodgehongerd zijn | doodgehongerd te zijn | ||||||||
toekomend | doodgehongerd zullen zijn | doodgehongerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doodgehongerd | wordt doodgehongerd | wordt doodgehongerd | wordt doodgehongerd | wordt doodgehongerd | worden doodgehongerd | worden doodgehongerd | worden doodgehongerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd doodgehongerd | werd doodgehongerd | werd doodgehongerd | werdt doodgehongerd | werd doodgehongerd | werden doodgehongerd | werden doodgehongerd | werden doodgehongerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doodgehongerd worden | zult doodgehongerd worden | zult doodgehongerd worden | zult doodgehongerd worden | zal doodgehongerd worden | zullen doodgehongerd worden | zullen doodgehongerd worden | zullen doodgehongerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doodgehongerd worden | zou doodgehongerd worden | zou/zoudt doodgehongerd worden | zoudt doodgehongerd worden | zou doodgehongerd worden | zouden doodgehongerd worden | zouden doodgehongerd worden | zouden doodgehongerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doodgehongerd | bent doodgehongerd | bent/is doodgehongerd | zijt doodgehongerd | is doodgehongerd | zijn doodgehongerd | zijn doodgehongerd | zijn doodgehongerd | |||
verleden (v.v.t.) | was doodgehongerd | was doodgehongerd | was doodgehongerd | waart doodgehongerd | was doodgehongerd | waren doodgehongerd | waren doodgehongerd | waren doodgehongerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doodgehongerd zijn | zult doodgehongerd zijn | zult doodgehongerd zijn | zult doodgehongerd zijn | zal doodgehongerd zijn | zullen doodgehongerd zijn | zullen doodgehongerd zijn | zullen doodgehongerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doodgehongerd zijn | zou doodgehongerd zijn | zou/zoudt doodgehongerd zijn | zoudt doodgehongerd zijn | zou doodgehongerd zijn | zouden doodgehongerd zijn | zouden doodgehongerd zijn | zouden doodgehongerd zijn |