domesticeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van domesticeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | domesticeren | te domesticeren | ||||||||
toekomend | zullen domesticeren | te zullen domesticeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedomesticeerd | te hebben gedomesticeerd | ||||||||
toekomend | gedomesticeerd zullen hebben | gedomesticeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
domesticerend | gedomesticeerd | ev. domesticeer |
mv. verouderd domesticeert |
domesticere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | domesticeer | domesticeert | domesticeert | domesticeert | domesticeert | domesticeren | domesticeren | domesticeren | |||
verleden (o.v.t.) | domesticeerde | domesticeerde | domesticeerde | domesticeerde | domesticeerde | domesticeerden | domesticeerden | domesticeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal domesticeren | zult/zal domesticeren | zult/zal domesticeren | zult domesticeren | zal domesticeren | zullen domesticeren | zullen domesticeren | zullen domesticeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou domesticeren | zou domesticeren | zou(dt) domesticeren | zoudt domesticeren | zou domesticeren | zouden domesticeren | zouden domesticeren | zouden domesticeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedomesticeerd | hebt gedomesticeerd | hebt/heeft gedomesticeerd | hebt gedomesticeerd | heeft gedomesticeerd | hebben gedomesticeerd | hebben gedomesticeerd | hebben gedomesticeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedomesticeerd | had gedomesticeerd | had gedomesticeerd | hadt gedomesticeerd | had gedomesticeerd | hadden gedomesticeerd | hadden gedomesticeerd | hadden gedomesticeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedomesticeerd hebben | zal/zult gedomesticeerd hebben | zult/zal gedomesticeerd hebben | zult gedomesticeerd hebben | zal gedomesticeerd hebben | zullen gedomesticeerd hebben | zullen gedomesticeerd hebben | zullen gedomesticeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedomesticeerd hebben | zou gedomesticeerd hebben | zou/zoudt gedomesticeerd hebben | zoudt gedomesticeerd hebben | zou gedomesticeerd hebben | zouden gedomesticeerd hebben | zouden gedomesticeerd hebben | zouden gedomesticeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedomesticeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedomesticeerd | er is gedomesticeerd | |||||||||
verleden | er werd gedomesticeerd | er was gedomesticeerd | |||||||||
toekomend | er zal gedomesticeerd worden | er zal gedomesticeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedomesticeerd worden | er zou gedomesticeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedomesticeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedomesticeerd worden | gedomesticeerd te worden | ||||||||
toekomend | gedomesticeerd zullen worden | gedomesticeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedomesticeerd zijn | gedomesticeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedomesticeerd zullen zijn | gedomesticeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedomesticeerd | wordt gedomesticeerd | wordt gedomesticeerd | wordt gedomesticeerd | wordt gedomesticeerd | worden gedomesticeerd | worden gedomesticeerd | worden gedomesticeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedomesticeerd | werd gedomesticeerd | werd gedomesticeerd | werdt gedomesticeerd | werd gedomesticeerd | werden gedomesticeerd | werden gedomesticeerd | werden gedomesticeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedomesticeerd worden | zult gedomesticeerd worden | zult gedomesticeerd worden | zult gedomesticeerd worden | zal gedomesticeerd worden | zullen gedomesticeerd worden | zullen gedomesticeerd worden | zullen gedomesticeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedomesticeerd worden | zou gedomesticeerd worden | zou/zoudt gedomesticeerd worden | zoudt gedomesticeerd worden | zou gedomesticeerd worden | zouden gedomesticeerd worden | zouden gedomesticeerd worden | zouden gedomesticeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedomesticeerd | bent gedomesticeerd | bent/is gedomesticeerd | zijt gedomesticeerd | is gedomesticeerd | zijn gedomesticeerd | zijn gedomesticeerd | zijn gedomesticeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedomesticeerd | was gedomesticeerd | was gedomesticeerd | waart gedomesticeerd | was gedomesticeerd | waren gedomesticeerd | waren gedomesticeerd | waren gedomesticeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedomesticeerd zijn | zult gedomesticeerd zijn | zult gedomesticeerd zijn | zult gedomesticeerd zijn | zal gedomesticeerd zijn | zullen gedomesticeerd zijn | zullen gedomesticeerd zijn | zullen gedomesticeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedomesticeerd zijn | zou gedomesticeerd zijn | zou/zoudt gedomesticeerd zijn | zoudt gedomesticeerd zijn | zou gedomesticeerd zijn | zouden gedomesticeerd zijn | zouden gedomesticeerd zijn | zouden gedomesticeerd zijn |