• do·mes·ti·ceert
vervoeging van
domesticeren

domesticeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van domesticeren
    • Jij domesticeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van domesticeren
    • Hij domesticeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van domesticeren
    • Domesticeert!