diversificeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van diversificeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | diversificeren | te diversificeren | ||||||||
toekomend | zullen diversificeren | te zullen diversificeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gediversificeerd | te hebben gediversificeerd | ||||||||
toekomend | gediversificeerd zullen hebben | gediversificeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
diversificerend | gediversificeerd | ev. diversificeer |
mv. verouderd diversificeert |
diversificere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | diversificeer | diversificeert | diversificeert | diversificeert | diversificeert | diversificeren | diversificeren | diversificeren | |||
verleden (o.v.t.) | diversificeerde | diversificeerde | diversificeerde | diversificeerde | diversificeerde | diversificeerden | diversificeerden | diversificeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal diversificeren | zult/zal diversificeren | zult/zal diversificeren | zult diversificeren | zal diversificeren | zullen diversificeren | zullen diversificeren | zullen diversificeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou diversificeren | zou diversificeren | zou(dt) diversificeren | zoudt diversificeren | zou diversificeren | zouden diversificeren | zouden diversificeren | zouden diversificeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gediversificeerd | hebt gediversificeerd | hebt/heeft gediversificeerd | hebt gediversificeerd | heeft gediversificeerd | hebben gediversificeerd | hebben gediversificeerd | hebben gediversificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gediversificeerd | had gediversificeerd | had gediversificeerd | hadt gediversificeerd | had gediversificeerd | hadden gediversificeerd | hadden gediversificeerd | hadden gediversificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gediversificeerd hebben | zal/zult gediversificeerd hebben | zult/zal gediversificeerd hebben | zult gediversificeerd hebben | zal gediversificeerd hebben | zullen gediversificeerd hebben | zullen gediversificeerd hebben | zullen gediversificeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gediversificeerd hebben | zou gediversificeerd hebben | zou/zoudt gediversificeerd hebben | zoudt gediversificeerd hebben | zou gediversificeerd hebben | zouden gediversificeerd hebben | zouden gediversificeerd hebben | zouden gediversificeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gediversificeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gediversificeerd | er is gediversificeerd | |||||||||
verleden | er werd gediversificeerd | er was gediversificeerd | |||||||||
toekomend | er zal gediversificeerd worden | er zal gediversificeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gediversificeerd worden | er zou gediversificeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gediversificeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gediversificeerd worden | gediversificeerd te worden | ||||||||
toekomend | gediversificeerd zullen worden | gediversificeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gediversificeerd zijn | gediversificeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gediversificeerd zullen zijn | gediversificeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gediversificeerd | wordt gediversificeerd | wordt gediversificeerd | wordt gediversificeerd | wordt gediversificeerd | worden gediversificeerd | worden gediversificeerd | worden gediversificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gediversificeerd | werd gediversificeerd | werd gediversificeerd | werdt gediversificeerd | werd gediversificeerd | werden gediversificeerd | werden gediversificeerd | werden gediversificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gediversificeerd worden | zult gediversificeerd worden | zult gediversificeerd worden | zult gediversificeerd worden | zal gediversificeerd worden | zullen gediversificeerd worden | zullen gediversificeerd worden | zullen gediversificeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gediversificeerd worden | zou gediversificeerd worden | zou/zoudt gediversificeerd worden | zoudt gediversificeerd worden | zou gediversificeerd worden | zouden gediversificeerd worden | zouden gediversificeerd worden | zouden gediversificeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gediversificeerd | bent gediversificeerd | bent/is gediversificeerd | zijt gediversificeerd | is gediversificeerd | zijn gediversificeerd | zijn gediversificeerd | zijn gediversificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gediversificeerd | was gediversificeerd | was gediversificeerd | waart gediversificeerd | was gediversificeerd | waren gediversificeerd | waren gediversificeerd | waren gediversificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gediversificeerd zijn | zult gediversificeerd zijn | zult gediversificeerd zijn | zult gediversificeerd zijn | zal gediversificeerd zijn | zullen gediversificeerd zijn | zullen gediversificeerd zijn | zullen gediversificeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gediversificeerd zijn | zou gediversificeerd zijn | zou/zoudt gediversificeerd zijn | zoudt gediversificeerd zijn | zou gediversificeerd zijn | zouden gediversificeerd zijn | zouden gediversificeerd zijn | zouden gediversificeerd zijn |