• di·ver·si·fi·ce·ren

diversificeren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
diversificeren
diversificeerde
gediversificeerd
zwak -d volledig
  1. spreiding aanbrengen waardoor variatie ontstaat
    • Een bedrijf kan zich specialiseren op één product, maar vaak is het verstandig om de productie iets meer te diversificeren. 
    • Je kunt het beste je aandelenbezit diversificeren.