disciplineren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van disciplineren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | disciplineren | te disciplineren | ||||||||
toekomend | zullen disciplineren | te zullen disciplineren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedisciplineerd | te hebben gedisciplineerd | ||||||||
toekomend | gedisciplineerd zullen hebben | gedisciplineerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
disciplinerend | gedisciplineerd | ev. disciplineer |
mv. verouderd disciplineert |
disciplinere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | disciplineer | disciplineert | disciplineert | disciplineert | disciplineert | disciplineren | disciplineren | disciplineren | |||
verleden (o.v.t.) | disciplineerde | disciplineerde | disciplineerde | disciplineerde | disciplineerde | disciplineerden | disciplineerden | disciplineerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal disciplineren | zult/zal disciplineren | zult/zal disciplineren | zult disciplineren | zal disciplineren | zullen disciplineren | zullen disciplineren | zullen disciplineren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou disciplineren | zou disciplineren | zou(dt) disciplineren | zoudt disciplineren | zou disciplineren | zouden disciplineren | zouden disciplineren | zouden disciplineren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedisciplineerd | hebt gedisciplineerd | hebt/heeft gedisciplineerd | hebt gedisciplineerd | heeft gedisciplineerd | hebben gedisciplineerd | hebben gedisciplineerd | hebben gedisciplineerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedisciplineerd | had gedisciplineerd | had gedisciplineerd | hadt gedisciplineerd | had gedisciplineerd | hadden gedisciplineerd | hadden gedisciplineerd | hadden gedisciplineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedisciplineerd hebben | zal/zult gedisciplineerd hebben | zult/zal gedisciplineerd hebben | zult gedisciplineerd hebben | zal gedisciplineerd hebben | zullen gedisciplineerd hebben | zullen gedisciplineerd hebben | zullen gedisciplineerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedisciplineerd hebben | zou gedisciplineerd hebben | zou/zoudt gedisciplineerd hebben | zoudt gedisciplineerd hebben | zou gedisciplineerd hebben | zouden gedisciplineerd hebben | zouden gedisciplineerd hebben | zouden gedisciplineerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedisciplineerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedisciplineerd | er is gedisciplineerd | |||||||||
verleden | er werd gedisciplineerd | er was gedisciplineerd | |||||||||
toekomend | er zal gedisciplineerd worden | er zal gedisciplineerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedisciplineerd worden | er zou gedisciplineerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedisciplineerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedisciplineerd worden | gedisciplineerd te worden | ||||||||
toekomend | gedisciplineerd zullen worden | gedisciplineerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedisciplineerd zijn | gedisciplineerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedisciplineerd zullen zijn | gedisciplineerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedisciplineerd | wordt gedisciplineerd | wordt gedisciplineerd | wordt gedisciplineerd | wordt gedisciplineerd | worden gedisciplineerd | worden gedisciplineerd | worden gedisciplineerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedisciplineerd | werd gedisciplineerd | werd gedisciplineerd | werdt gedisciplineerd | werd gedisciplineerd | werden gedisciplineerd | werden gedisciplineerd | werden gedisciplineerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedisciplineerd worden | zult gedisciplineerd worden | zult gedisciplineerd worden | zult gedisciplineerd worden | zal gedisciplineerd worden | zullen gedisciplineerd worden | zullen gedisciplineerd worden | zullen gedisciplineerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedisciplineerd worden | zou gedisciplineerd worden | zou/zoudt gedisciplineerd worden | zoudt gedisciplineerd worden | zou gedisciplineerd worden | zouden gedisciplineerd worden | zouden gedisciplineerd worden | zouden gedisciplineerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedisciplineerd | bent gedisciplineerd | bent/is gedisciplineerd | zijt gedisciplineerd | is gedisciplineerd | zijn gedisciplineerd | zijn gedisciplineerd | zijn gedisciplineerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedisciplineerd | was gedisciplineerd | was gedisciplineerd | waart gedisciplineerd | was gedisciplineerd | waren gedisciplineerd | waren gedisciplineerd | waren gedisciplineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedisciplineerd zijn | zult gedisciplineerd zijn | zult gedisciplineerd zijn | zult gedisciplineerd zijn | zal gedisciplineerd zijn | zullen gedisciplineerd zijn | zullen gedisciplineerd zijn | zullen gedisciplineerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedisciplineerd zijn | zou gedisciplineerd zijn | zou/zoudt gedisciplineerd zijn | zoudt gedisciplineerd zijn | zou gedisciplineerd zijn | zouden gedisciplineerd zijn | zouden gedisciplineerd zijn | zouden gedisciplineerd zijn |