disciplineer
- dis·ci·pli·neer
vervoeging van |
---|
disciplineren |
disciplineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disciplineren
- Ik disciplineer.
- gebiedende wijs van disciplineren
- Disciplineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disciplineren
- Disciplineer je?
- Het woord disciplineer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.