Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·ci·pli·neer

Werkwoord

vervoeging van
disciplineren

disciplineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disciplineren
    • Ik disciplineer. 
  2. gebiedende wijs van disciplineren
    • Disciplineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disciplineren
    • Disciplineer je? 

Gangbaarheid