• dis·ci·pli·ne·ren

disciplineren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
disciplineren
disciplineerde
gedisciplineerd
zwak -d volledig
  1. zorgen dat iets of iemand zich volgens de wetten en regels gaat gedragen
    • Tussen 1976 en 1983, toen Videla president was van Argentinië, zijn er tot 8000 mensen gedood, geeft Videla toe in een boek van de Argentijnse journalist Ceferino Reato dat zaterdag uitkomt. De lichamen werden verborgen of vernietigd om protesten in binnen- en buitenland te voorkomen. Videla zou gezegd hebben dat 'er geen andere oplossing mogelijk was om een anarchistische maatschappij te disciplineren', en dat het regime nu eenmaal een grote hoeveelheid mensen moest uitschakelen, zonder dat de rest van het land daar notie van kreeg. [2] 
    • De waarde van geld werd tot 1971 een-op-een gedekt door baren goud in de kluizen van de overheid of de centrale banken. Hardcore Republikeinen willen met de goudstandaard de Amerikaanse overheid disciplineren: niet langer kan de overheid dan nog de geldpers aanzetten om tekorten snel op te vangen. Gaat de overheid met zijn uitgaven financieel over de schreef, dan verdwijnt in korte tijd de goudvoorraad. [3] 
    • Het komt soms voor dat George geen zin heeft om te eten en dan vliegen volgens insiders de aardappels, groente en stukjes kipfilet over de eettafel. De kleine monarch doet dit, terwijl hij blafgeluiden maakt. Om hem te disciplineren moet hij de troep zelf opruimen en schoonmaken. Ook krijgt hij geen vervangende maaltijd, met als resultaat dat de prins mag kiezen: óf eten wat de pot schaft, óf met honger naar bed. [4] 
96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]