Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·lu·vi·um
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord diluvium -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het diluviumo

  1. (geologie) aardlagen afkomstig uit het eerste tijdvak van de periode quartair
    • Donken zijn zandige bulten en ruggen, resten van het laagterras van de Lek; men kan ook zeggen opduikingen van het diluvium in het aluvium. [3]
    • Na het diluvium worden de rotssoorten beschouwd, die in lagen voorkomen en wel van de oppervlakte beginnende, de klei-, gypsmergellagen, enz. of de zoogenaamde tertiaire formatiën, met aanwijzing van de dierlijke en plantaardige overblijfselen, die daarin voorkomen en hier, door geschikte afbeeldingen, opgehelderd worden. [4]
  2. (geologie) (verouderd) eerste tijdvak van de periode quartair
    • (…) het is mogelijk om de hele geologische tijdrekening, van plutonium tot diluvium, samen te laten vallen met het derde scheppingstijdperk, dat is het van vloeibaar tot vast worden van de aarde. [5]
  3. (religie) (verouderd) zondvloed, zoals beschreven in de Bijbel (Genesis 7)
    • (…) als de gereformeerden beide plaatsen willen laten slaan op de aangeboren verdorvenheid, hoe kan dan in de ééne plaats deze aangeboren verdorvenheid reden zijn tot het doen komen, en in de andere plaats tot het niet meer doen komen van het diluvium, den zondvloed? [6]
  4. (figuurlijk) (verouderd) overstelpende hoeveelheid, stortvloed
    • Er is een geruime tijd nodig, om denzelven zijne juiste tempering en loop te doen verkrijgen; en het is aan geene andere oorzaak toe te schrijven, dat de geleerde waereld meer dan eens overstroomd is geworden door het diluvium, van Thesauri, Encyclopediën, Catechismussen, Voorredenen, Folianten, en - Montgolfiers. [7]
Opmerkingen
  • [1], [2] Volgens de standaard van de Internationale Commissie voor Stratigrafie heet dit tijdperk "pleistoceen"[8]
Schrijfwijzen
  • [2] Diluvium (vroeger gangbare spelling). In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie


Latijn

Zelfstandig naamwoord

Woordherkomst en -opbouw
  • van het werkwoord diluo "wegspoelen" met het achtervoegsel -ium, dus: "het wegspoelen (van het land)"

diluvium o

  1. overstroming
  2. zondvloed
Overerving en ontlening
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be