dichtknijpen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van dichtknijpen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dichtknijpen | dicht te knijpen | ||||||||
toekomend | zullen dichtknijpen dicht zullen knijpen |
te zullen dichtknijpen dicht te zullen knijpen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben dichtgeknepen | te hebben dichtgeknepen | ||||||||
toekomend | dichtgeknepen zullen hebben | dichtgeknepen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
dichtknijpend | dichtgeknepen | ev. knijp dicht |
mv. verouderd knijpt dicht |
knijpe dicht (bijzin) dichtknijpe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | knijp dicht | knijpt dicht | knijpt dicht | knijpt dicht | knijpt dicht | knijpen dicht | knijpen dicht | knijpen dicht | |||
verleden (o.v.t.) | kneep dicht | kneep dicht | kneep dicht | kneep dicht | kneep dicht | knepen dicht | knepen dicht | knepen dicht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichtknijpen | zult/zal dichtknijpen | zult/zal dichtknijpen | zult dichtknijpen | zal dichtknijpen | zullen dichtknijpen | zullen dichtknijpen | zullen dichtknijpen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichtknijpen | zou dichtknijpen | zou(dt) dichtknijpen | zoudt dichtknijpen | zou dichtknijpen | zouden dichtknijpen | zouden dichtknijpen | zouden dichtknijpen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | dichtknijp | dichtknijpt | dichtknijpt | dichtknijpt | dichtknijpt | dichtknijpen | dichtknijpen | dichtknijpen | |||
verleden (o.v.t.) | dichtkneep | dichtkneep | dichtkneep | dichtkneep | dichtkneep | dichtknepen | dichtknepen | dichtknepen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichtknijpen dicht zal knijpen |
zult/zal dichtknijpen dicht zult/zal knijpen |
zult/zal dichtknijpen dicht zult/zal knijpen |
zult dichtknijpen dicht zult knijpen |
zal dichtknijpen dicht zal knijpen |
zullen dichtknijpen dicht zullen knijpen |
zullen dichtknijpen dicht zullen knijpen |
zullen dichtknijpen dicht zullen knijpen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichtknijpen dicht zou knijpen |
zou dichtknijpen dicht zou knijpen |
zou(dt) dichtknijpen dicht zou(dt) knijpen |
zoudt dichtknijpen dicht zoudt knijpen |
zou dichtknijpen dicht zou knijpen |
zouden dichtknijpen dicht zouden knijpen |
zouden dichtknijpen dicht zouden knijpen |
zouden dichtknijpen dicht zouden knijpen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb dichtgeknepen | hebt dichtgeknepen | hebt/heeft dichtgeknepen | hebt dichtgeknepen | heeft dichtgeknepen | hebben dichtgeknepen | hebben dichtgeknepen | hebben dichtgeknepen | |||
verleden (v.v.t.) | had dichtgeknepen | had dichtgeknepen | had dichtgeknepen | hadt dichtgeknepen | had dichtgeknepen | hadden dichtgeknepen | hadden dichtgeknepen | hadden dichtgeknepen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal dichtgeknepen hebben | zal/zult dichtgeknepen hebben | zult/zal dichtgeknepen hebben | zult dichtgeknepen hebben | zal dichtgeknepen hebben | zullen dichtgeknepen hebben | zullen dichtgeknepen hebben | zullen dichtgeknepen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dichtgeknepen hebben | zou dichtgeknepen hebben | zou/zoudt dichtgeknepen hebben | zoudt dichtgeknepen hebben | zou dichtgeknepen hebben | zouden dichtgeknepen hebben | zouden dichtgeknepen hebben | zouden dichtgeknepen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm dichtgeknepen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt dichtgeknepen | er is dichtgeknepen | |||||||||
verleden | er werd dichtgeknepen | er was dichtgeknepen | |||||||||
toekomend | er zal dichtgeknepen worden | er zal dichtgeknepen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou dichtgeknepen worden | er zou dichtgeknepen zijn | |||||||||
lijdende vorm dichtgeknepen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | dichtgeknepen worden | dichtgeknepen te worden | ||||||||
toekomend | dichtgeknepen zullen worden | dichtgeknepen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | dichtgeknepen zijn | dichtgeknepen te zijn | ||||||||
toekomend | dichtgeknepen zullen zijn | dichtgeknepen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word dichtgeknepen | wordt dichtgeknepen | wordt dichtgeknepen | wordt dichtgeknepen | wordt dichtgeknepen | worden dichtgeknepen | worden dichtgeknepen | worden dichtgeknepen | |||
verleden (o.v.t.) | werd dichtgeknepen | werd dichtgeknepen | werd dichtgeknepen | werdt dichtgeknepen | werd dichtgeknepen | werden dichtgeknepen | werden dichtgeknepen | werden dichtgeknepen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal dichtgeknepen worden | zult dichtgeknepen worden | zult dichtgeknepen worden | zult dichtgeknepen worden | zal dichtgeknepen worden | zullen dichtgeknepen worden | zullen dichtgeknepen worden | zullen dichtgeknepen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou dichtgeknepen worden | zou dichtgeknepen worden | zou/zoudt dichtgeknepen worden | zoudt dichtgeknepen worden | zou dichtgeknepen worden | zouden dichtgeknepen worden | zouden dichtgeknepen worden | zouden dichtgeknepen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben dichtgeknepen | bent dichtgeknepen | bent/is dichtgeknepen | zijt dichtgeknepen | is dichtgeknepen | zijn dichtgeknepen | zijn dichtgeknepen | zijn dichtgeknepen | |||
verleden (v.v.t.) | was dichtgeknepen | was dichtgeknepen | was dichtgeknepen | waart dichtgeknepen | was dichtgeknepen | waren dichtgeknepen | waren dichtgeknepen | waren dichtgeknepen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal dichtgeknepen zijn | zult dichtgeknepen zijn | zult dichtgeknepen zijn | zult dichtgeknepen zijn | zal dichtgeknepen zijn | zullen dichtgeknepen zijn | zullen dichtgeknepen zijn | zullen dichtgeknepen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou dichtgeknepen zijn | zou dichtgeknepen zijn | zou/zoudt dichtgeknepen zijn | zoudt dichtgeknepen zijn | zou dichtgeknepen zijn | zouden dichtgeknepen zijn | zouden dichtgeknepen zijn | zouden dichtgeknepen zijn |